"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie filosofie & maatschappij: Woke theater

Vrijdag, 17 november, 2023

Geschreven door: Cees Zweistra
Artikel door: Bert Altena

Alternatieven voor het woke denken?

Het is verkiezingstijd. Politieke partijen proberen zich te profileren om straks de kiezersgunst te verwerven. Aanvankelijk leek migratie het thema te worden, toen de VVD op dat onderwerp de stekker uit het kabinet trok. Maar inmiddels gaat het meer over ‘bestaanszekerheid’, de term die alle partijen van links tot rechts hebben omarmd, of over de ‘nieuwe bestuursstructuur’. In ieder geval, het thema ‘wokisme’ lijkt niet het verkiezingsthema te worden, al sorteerde minister van Justitie, Dilan Yeslilgöz daar eind 2022 in haar H.J. Schoo-lezing enigszins op voor, toen overigens het kabinet Rutte-4 nog stevig in het zadel zat. “Wokisten willen bepalen wie recht van spreken heeft. Alleen als je tot de juiste groep hoort, mag je meepraten,” volgens Yesilgöz (VVD). Woke is in rechtse ogen het nieuwe kwaad. In de Verenigde Staten wordt dit politieke cultuurdebat in alle hevigheid gevoerd, waarin woke en antiwoke keihard tegenover elkaar staan. Gaat deze storm aan onze politiek voorbij?

De uitlatingen van Yesilgöz staan niet op zichzelf. Het wokedebat vindt ook in ons land plaats. In zijn nieuwste boek Woke theater probeert filosoof Cees Zweistra zijn licht te laten schijnen op de achtergronden van dit publieke debat, dat zich vooral in politiek en media lijkt af te spelen. Waar hebben we het precies over?

Complotdenken
Zweistra schreef eerder een boek over complotdenken. Een boek, of liever essay, zoals hij het zelf noemt, over woke leek een logisch gevolg. Immers, rondom woke heersen de nodige complotachtige theorieën. Woke wordt aanvankelijk gebruikt om een bepaald soort alertheid op sociale rechtvaardigheid aan te duiden. Letterlijk betekent het: wakker zijn. Alert zijn op vormen van onrecht en onderdrukking. Woke werd enkele jaren geleden het signaalwoord van de Black Lives Matter-beweging. Stay woke. Wees bedacht op subtiele vormen van discriminatie!
De felheid waarmee BLM werd gecounterd door cultureel rechts verklaart hoe woke heel snel in die kringen tot een scheldwoord werd. Allerlei andere vormen van ongenoegen worden er aan geplakt, zodat woke een verzamelwoord wordt voor alles wat er volgens rechtse, conservatieve kringen mis is aan de huidige maatschappij. Overal ziet men voorbeelden van de verderfelijke woke-ideologie aan het werk, van de beruchte genderneutrale toiletten tot aan de sensitivity-readers die de kinderboeken van Roald Dahl in retrospectief kuizen van onnodig kwetsend taalgebruik (kinderen zijn niet meer ‘dik’ maar ‘enorm’). Het wokisme wordt in de politiek bekritiseerd. Volgens Joost Eerdmans van JA21 bijvoorbeeld moet de regering niet spreken over ‘tot slaaf gemaakten’ omdat die modieuze term een voorbeeld van ‘woke nieuwspraak’ zou zijn. JA21 organiseerde een heuse Woke Conferentie, maar die kwam niet echt van de grond omdat er niemand gevonden kon worden die de woke positie wilde representeren. Aan anti-woke sprekers was er geen gebrek, zodat men het prettig met elkaar eens was.

Het is een illustratie dat het zogenaamde woke-debat iets geforceerds heeft. Is het niet vooral geconstrueerd, een bepaalde politiek en media-frame? Maken we het niet te belangrijk? Het feit dat het in de huidige verkiezingsstrijd nauwelijks een rol speelt, is misschien een indicatie dat dit besef nu ook in de politiek doordringt. Er zijn vandaag de dag toch wel belangrijker zaken om ons druk over te maken?

Boekenkrant

Het schimmenspel in het woke theater
Deze vragen spelen op de achtergrond van Zweistra’s essay mee. Hij spreekt niet voor niets van ‘theater’. Woke en antiwoke roepen elkaar op en houden elkaar in zekere zin in stand. Er is een dynamiek gaande waarin beide posities elkaar versterken omdat ze meer op elkaar lijken dan ze wederzijds beseffen. Tenminste, dat is de analyse die Zweistra maakt. In het woke theater houden ze elkaar in een ijzeren greep gevangen. Hij schrijft:

“Woke is niet een soort radicale niche-ethiek die de schuld zou zijn van doorgeslagen politieke correctheid. Het is niet het cultuurmarxisme, de cultus rond de verheerlijking van het slachtoffer. Het is ook niet de grimmige cancel culture die maakt dat het vrije debat in de samenleving onder druk staat. Woke is doorgaans bezig met thema’s die antiwoke ook erg aanspreken: individuele vrijheid, vooruitgang en technologie” (p. 52). 

Er is een mythe gecreëerd door rechts antiwoke, zodat zij zich op kunnen werpen als de verdedigers van de échte vrijheid én van de normaliteit. Het grootste verwijt dat ze woke maken, is dat deze de individuele vrijheid juist beknot met onzinnige eisen en met een nieuw soort moralisme.

Paradox
De paradox is dus dat woke, dat begon als een beweging van bewustwording, bevrijding en emancipatie, de kritiek krijgt het tegenovergestelde te bewerkstelligen. Daar lijkt een kern van waarheid in te zitten. Immers de felle identiteitspolitiek die onder de vlag van woke wordt gevoerd, waarin weinig tot geen ruimte is voor nuance, zorgt juist voor onvrijheid.
De vraag is wel, wat dat dan voor onvrijheid is. Als dat de onvrijheid is om racistische of seksistische grappen te maken, om een tamelijk onschuldig voorbeeld te geven, dan is de vraag of dat een ongewenste onvrijheid is of gewoon een blijk van voortschrijdend inzicht en fatsoen.

Zweistra vlakt het verschil tussen woke en antiwoke af. Beide hebben een gedeelde achtergrond. Ze wortelen namelijk beide in onze liberale cultuur van vooruitgangsgeloof en individualisme, volgens Zweistra. Beide benadrukken dat je vooral ‘jezelf moet kunnen zijn’ en dat alle barrières die dat verhinderen geslecht moeten worden. Beide stellen het recht op individuele zelfexpressie centraal en verdedigen om het hardst de vrijheid om je eigen keuzes te maken. Voor de wokist is dat de keuze voor je eigen genderidentiteit, bijvoorbeeld, terwijl het voor de antiwokist de vrijheid is om ongelimiteerd dierlijk vlees op zijn barbecue te gooien, om maar wat te noemen, op het gevaar af zelf in het karikaturale terecht te komen. De voorbeelden zijn voor de goede orde overigens niet van Zweistra.

Een alternatief
Belangrijker dan het verschil of de overeenkomsten tussen woke en antiwoke verder uit te benen, is voor Zweistra het bieden van een alternatief dat ons met elkaar verder brengt. Laten we geen tijd en energie verspillen aan een schijndebat maar het over de echt urgente zaken hebben.
Hij ziet woke en antiwoke als afleggertjes van de Verlichtingstraditie, waarin emancipatie en vrijheidsstrijd voorop staan, maar “de maatschappelijke uitdagingen beweegt zich inmiddels in een andere richting. De wereld van nu vraagt niet om emancipatie maar om verantwoordelijkheid. En zowel woke als antiwoke is daar niet mee bezig” (p. 103).

Het alternatief dat hij biedt is “een ethiek waarin we ons opstellen als erfgenaam (…) We zijn niet authentiek, want het meeste van wat we zijn, hebben we geërfd. Onze naam, onze taal, maar ook de bomen en de struiken die er waren voor wij ter wereld kwamen. Dit gegeven impliceert dat de zorg voor het andere, voor de overlevering, en niet uitsluitend de vrijheid, verweven behoort te zijn met hoe wij leven (…) De ethiek van de erfgenaam is een ethiek van grenzen, van afbakening. Het is een ethiek van iets waar we de verantwoordelijkheid voor kunnen en moeten nemen, omdat het in onze macht licht” (p. 104v). De cursiveringen zijn van Zweistra en laten zien dat hier het voor hem aangelegen punt ligt.
Zijn essay begint vanaf hier ook wat weg te bewegen van de aanvankelijke thematiek. Hij wil met de ethiek van de erfgenaam een correctie bieden op het doorgeschoten individualisme van onze cultuur. Daar tegenover wordt de verwevenheid tussen de generaties benadrukt en de verbondenheid die er is tussen ons mensen en de dingen, zoals de bomen en de struiken uit het citaat.

Zweistra pleit voor een ethiek van de kleine dingen, filosofisch leunend op de technologiekritiek van Heidegger, zijn specialisme. Hij doelt op een ‘maatschappelijk gesprek over de plaats van technologie in onze samenleving’, maar tegelijkertijd is het ook een ethiek van de kleine daden op het individuele niveau: een boer die ervoor kiest om met een kleinere trekker te gaan werken, zijn gras later te maaien om de weidevogels een kans te geven, of de burger die besluit de tegels uit zijn tuin te wippen en het siergrind te verwijderen. Deze voorbeelden zijn wel van Zweistra. Zoals de kritiek op ons smartphonegebruik: 

“Rond onze smartphones krijgt een wereld van flitsbezorgers vorm, en rond webshops verzamelen zich de distributiecentra. Met onze keuzes vormen we zo niet alleen de inhoud van ons eigen leven, maar ook de wereld die we uiteindelijk weer moeten overdragen aan onze kinderen” (p. 118).

De ethiek van de erfgenaam is een prikkelend voorstel. Het doet denken aan het pleidooi van Roman Krznaric in De goede voorouder, om economie en politiek radicaal om te gooien door het perspectief van de generaties na ons centraal te stellen in onze afwegingen.
Wat voor de realisatie van een dergelijke ethiek nodig is, afgezien van de gigantische inspanning om radicale veranderingen politiek te implementeren, zijn structuren waarin deze ethische boodschap kan worden uitgedragen. Maar daar ontbreekt het nu juist aan. “We missen de kerk”, verzucht Zweistra, waarbij hij zich weliswaar haast om te zeggen dat het hier niet per se om de echte kerk gaat maar dat hij het meer ziet als een metafoor. Een plek waar het in over moraal gaat en waar de publieke moraal wordt gevormd en een ethische boodschap wordt uitgedragen. “Maar een verhaal over het kleine goede doen, over de waarde van zelfopoffering, en het engagement met iets groters dan onszelf, dat verhaal heeft nauwelijks nog een podium” (p. 125).
Dat maakt de ethiek van de erfgenaam kwetsbaar. Misschien, zo mijmert Zweistra, kunnen “mensen hun onlinestem gebruiken om anderen te inspireren het goede te doen. Er zijn kerken – niet alle kerken zijn dicht – die hier hun nieuwe verantwoordelijkheid zien. Of scholen en universiteiten” (p. 127). Het klinkt niet alsof hij er zelf heel erg van overtuigd is.

De kerk als moraalfabriek?
Nu hoef je van een essay geen panklare oplossingen te verwachten. Het is een interessante vraag of de kerken in een geseculariseerde cultuur een plek kunnen bieden waar een ethiek van de erfgenaam verder ontwikkeld kan worden. Dat lijkt me wel. Het besef verantwoordelijkheid te dragen is inderdaad in de kerkelijke leer verworteld. De ervaring deel uit te maken van een traditie helpt om een intergenerationeel perspectief te ontwikkelen, een inzicht dat aan de basis van een ethiek van de erfgenaam ligt. Aan de andere kant is de kerk meer dan een moraalfabriek, mag ik hopen. Kerkelijke gemeenschappen kunnen gezamenlijke inspiratiebronnen zijn, ervaringsplekken waar het leven gevierd wordt, gedeeld en beleefd, nog voordat er sprake is van enige ethiek. De waarde van de kerk is niet alleen haar bijdrage aan de publieke moraal.

Zweistra is niet bang om te moraliseren, als tegenwicht tegen de doorgeslagen cultuur van vrijheid en emancipatie. Een cultuur die hij zowel aan de basis van woke als van antiwoke ziet liggen.
Zijn Woke theater is een prikkelend essay dat ook regelmatig tot tegenspraak oproept. Soms gaat de auteur wat kort door de bocht, wil hij iets te graag populair schrijven en verstrikt hij zich in zijn eigen opsommingen. Een voorbeeld: 

“Zoals de omstreden Verlichtingsethiek haar einde vond in de gaskamers van Auschwitz, zo zou het naïeve vooruitgangsdenken zijn einde moeten vinden in de catastrofe van klimaatverandering, continenten van plastic in de oceanen, de opkomst van het ruimtetoerisme en de doorbraak van TikTok” (p. 100).

Het zij hem vergeven. In een essay mag je ongenuanceerd zijn. Al zou iets meer zorgvuldigheid in de formuleringen de overtuigingskracht van zijn argumenten goed hebben gedaan.

Voorbij woke en antiwoke is er een belangrijker maatschappelijk en politiek debat te voeren. Onze toekomst staat op het spel. Vrijheid is niet het thema, maar verantwoordelijkheid. Dat maakt Zweistra’s essay overtuigend duidelijk.

Eerder verschenen in Volzin en Bert Altena