"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie non-fictie: Papieren vrienden

Zondag, 17 maart, 2024

Geschreven door: Jan Konst
Artikel door: Hans Achterhuis

Filosofische mist bij zoektocht naar de zin van het leven

Wat een schitterend idee, maar ook wat een ongelukkige  uitwerking. Toen ik de aankondiging las van Papieren vrienden van Jan Konst, dacht ik onmiddellijk: dat wil ik lezen. De ondertitel Een literaire zoektocht naar de zin van het leven intrigeerde mij als filosoof. Konst stelt de vraag “wat is de zin van het leven” nu eens niet aan filosofen of theologen, maar onderzoekt hoe personages uit de Nederlandse literatuur er antwoord op geven. Zijn uitgangspunt is dat die je soms meer kunnen helpen dan “vrienden van vlees en bloed”. Ik herkende dit uitgangspunt. Vanuit de filosofie wordt ook steeds meer naar de literatuur gekeken, wanneer wijsgerige vragen over mens en maatschappij aan de orde komen. Het leek mij fantastisch dat dit nu ook vanuit de literatuur zelf zou gaan gebeuren. Los van mijn professionele interesse boeide het idee van de papieren vriend mij bovenmate. Al maanden loop ik rond met het historische personage ‘Alkibiades’ van Ilja Leonard Pfeijffer in mijn hoofd. Dankzij zijn biografie bevind ik mij soms in het klassieke Athene dat ik beter ga begrijpen, dankzij zijn ogen kijk ik scherper naar hedendaagse bedreigingen van onze democratische orde. Ik hoopte dat Konst met zijn eigen ‘papieren vrienden’ mij meer van dit soort ervaringen zou schenken. Dat viel dus tegen.

Medea
Deels komt dit door de literaire voorbeelden die Konst, hoogleraar literatuurwetenschap in Berlijn, uitkiest. Sommige spreken aan, maar het merendeel verleidt allerminst tot het zelf gaan lezen van de besproken teksten. Een typerend voorbeeld biedt een beschouwing over het Treurspel Medea van de Amsterdammer Jan Vos uit 1667. We beschikken over twee beroemde klassieke tragedies die over Medea handelen, van Euripides uit Athene en van Seneca uit Rome. Beide zijn door filosofen, onder andere door Martha Nussbaum, uitvoerig becommentarieerd.  Konst verwijst er niet naar en hij geeft ook geen enkele informatie over de bij mij onbekende Jan Vos. Dat is vreemd, want enkele tientallen jaren geleden promoveerde hij op De harstochten in de Nederlandse tragedie in de zeventiende eeuw. Ik ken deze dissertatie niet, maar je mag verwachten dat hier het nodige materiaal ligt om de befaamde woede van Medea te belichten. Dat gebeurt helaas nauwelijks, ook omdat Konst niet uitlegt waar Jan Vos van de klassieke voorbeelden afwijkt in zijn toneeltekst. Zijn beschouwingen zijn daarom moeilijk te volgen. Tenslotte is Medea, in hoeveel bochten Konst zich ook wringt, geen papieren vriendin die je bij blijft als gulle geefster van een antwoord op je zinsvraag. In tegenstelling tot de Medeafiguur van Euripides en Seneca wekt ze eerder afkeer op dan begrip.

Ik kan mij niet voorstellen dat de lezer van Papieren vrienden verleid wordt om deze zeventiende -eeuwse tragedie te gaan lezen. Dit is dan precies het tegenovergestelde van de leesbevordering van leerlingen en studenten waar tegenwoordig, ook door Konst,  sterk naar wordt gestreefd.

Cubaanse revolutie
Eerlijk gezegd is er geen enkele papieren vriend van Konst die mij aanspreekt, ook niet in de mij bekende boeken die hij behandelt. Neem Onno Quist, de taalvirtuoos uit De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch. Ik ga het nu niet nazoeken, maar in mijn herinnering speelt de roman van Mulsich zich af tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder de Cubaanse revolutie, van  de lange jaren zestig van de vorige eeuw. Daar horen wij niets van, evenmin als van de intense vriendschappelijke relatie met de astroloog Max Delius, die door Konst slecht kort in een volgend hoofdstuk wordt aangestipt.  Onno blijft zo een bloedeloze figuur zonder maatschappelijke diepte die  Konst  tevergeefs in één van zijn zingevingshokjes probeert te duwen.

Foodlog

Dat laatste gebeurt met elke papieren vriend en hier ligt misschien ook de belangrijkste reden waarom Konst met zijn beschouwingen de filosofische mist ingaat. Hij presenteert  vijf modellen van zingeving: 1) een verticale transcendentie in de religie 2) een horizontale transcendentie in andere grotere werkelijkheden die mensen omvatten en aanspreken 3) zelfontplooiing van de eigen capaciteiten 4) conservatief vasthouden aan de vaste tradities 5) verbondenheid met medemensen.  Wie, zoals bijvoorbeeld Quist, niet in een hokje past, heet een nihilist of een hedonist die alleen maar zijn eigen genot nastreeft.

Deze semi-filosofische hokjes, Konst noemt ze sociaalpsychologisch,  leiden bij de bespreking van de meeste boeken tot dorre en saaie papieren personen die je liever niet als vriend zou willen hebben.  Ze zijn deels al kapot geanalyseerd, voordat je ze echt kan leren kennen, ze krijgen geen maatschappelijke of andere context, waardoor ze uit het hun toegewezen hokje kunnen breken.

Ben ik al te kritisch? Misschien behelst Papieren vrienden toch een uitnodiging om een Nederlands boek uit de kast te halen. Zelf ben ik van plan om De wetten van Connie Palmen en De ontdekking van de hemel vanuit een soort teleurstelling over de bespreking ervan door Konst te gaan herlezen. Dan heeft hij op paradoxale wijze toch deels zijn doel bereikt. Dus, om mij tot moderne romans te beperken, lees of herlees met de hoofdstukken van Papieren vrienden als uitgangspunt,  De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker, Herinneringen van een engelbewaarder van W.F. Hermans, Gimmick van Joost Zwagerman,  Noodlot van Louis Couperus en Mim of De doorstoken globe van A.F. Th. Van der Heijden.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow