"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie religie: Het Kruis

Zondag, 10 maart, 2024

Geschreven door: Alfred C. Bronswijk
Artikel door: Marijke Laurense

Biografie van een symbool

De auteur

Alfred Bronswijk (1942) studeerde theologie aan de Vrije Universiteit en begon zijn loopbaan indertijd als sociaal werker. Ook was hij radiopastor, predikant in Zwolle en (na zijn pensioen) pastor onder Nederlandse overwinteraars in Spanje, Portugal en Turkije. Tussendoor schreef hij een dertigtal boeken, over onder andere godsdienstonderwijs, alledaagse gebeden voor bijvoorbeeld vaders en moeders en de schoonheid van iconen. Drie jaar geleden (hij was nog net geen 80) promoveerde hij in Nijmegen op een lijvig proefschrift over godsbeelden in de protestantse kerk.

De thematiek

Zijn nieuwste boek gaat over de geschiedenis van ‘Christus’ oudste gewaad’: het kruis. Daar zijn sinds Golgotha al heel wat geleerde woorden aan gewijd, maar minstens zo fascinerend is hoe het zoal is verbeeld in voorwerpen of op schilderijen en welke vorm en betekenissen het dan had. Is het een T? Een X? Een Y? Of een +? Zit er nog een cirkel omheen, zoals in het Keltische kruis? Heeft het een hengsel? Bungelt er een duifje aan? Zit de dwarsbalk precies in het midden of meer naar boven, zoals in het in onze streken gangbare ‘Latijnse kruis’? En is het kruis als christelijk symbool inderdaad pas in de vierde eeuw door Constantijn de Grote uitgevonden?

Ook maakt het theologisch veel verschil of Jezus er wel of niet op is afgebeeld en of hij dan met drie of vier spijkers is vastgenageld en een voetensteuntje heeft. Bronswijk weet verbazend veel verrassends te vertellen over zowel de historische feiten als over de theologische opvattingen en meningsverschillen achter al die variaties.

Yoga Magazine

Vooral interessant zijn de grote lijnen en sleutelmomenten uit de geschiedenis van het kruis. Zo verwees het aanvankelijk naar het paradijs dat ons te wachten stond; pas in de vijfde eeuw werd Jezus erop afgebeeld, als glorieuze triomfator op de dood – een sterke, goddelijk ogende man. Op oosters-orthodoxe iconen is dat optimistische beeld nog steeds dominant. Een bloedende, steeds smartelijker driedimensionaal lijdende of zelfs al dode Jezus aan het kruis is daarentegen typisch voor de westerse, katholieke kerk van na de grote kerkscheuring in 1054.

De Reformatie vormde een volgende breuk. Met name de calvinisten moesten op grond van het tweede gebod niets hebben van de barokke roomse beeld- en reliekencultuur: een kaal houten kruis kon nog net. Maar in de moderne profane seculiere kunst, bij bijvoorbeeld Gauguin, Dali, Chagall en Bacon, is het kruis nog steeds prominent aanwezig. Tot slot, om toch ook even bij stil te staan: voor Joden en moslims heeft het kruis vaak juist een negatieve gevoelswaarde, wat mede teruggaat op de ‘christelijke’ wreedheden tijdens de kruistochten.

Opvallendste stelling

Als overtuigd protestant heeft Bronswijk zo z’n rationele kanttekeningen tegen alle wonderbaarlijke legendes die buiten de Schrift om over het kruis worden verteld. Ook de mystieke extase van de Latijns-westerse ‘theologie van de satisfactie’, waarin de individuele gelovige geacht werd emotioneel te boeten voor Christus’ lijden, spreekt hem duidelijk niet aan. Maar het kruis als kosmisch en oudchristelijk symbool van een paradijselijke, want geheelde wereld, daarin schuilt volgens hem ook nu nog een hoop creatieve kracht.

Centrale zin

“Om het kruisteken ‘heidendom’ aan te wrijven, zoals puristische kringen suggereren, lijkt me overdreven”.

Redenen om dit boek niet te lezen

Bronswijk is soms knap schools van toon met zijn ja/nee-vragen aan het begin van menig paragraaf. En waarom moeten we in een bijzin weten dat keizerin Helena, de vrouw van wie verteld wordt dat ze rond 326 in Jeruzalem het Ware Kruis heeft teruggevonden, in haar jonge, kennelijk oneerbare jaren kroeghoudster en concubine was?

Redenen om dit boek wel te lezen

Het kruis is een ware blikopener: Bronswijk zal menig kerk- en museumbezoeker met nieuwe, nieuwsgierige ogen laten kijken naar wat eerder misschien ‘alweer zo’n kruisbeeld’ was. En ik weet nu ook waarom ik op m’n vijftiende misselijk werd en nachtmerries kreeg van het Isenheimer Altaar in Colmar. Dat was namelijk precies de bedoeling, blijkt uit Het kruis.

Eerder verschenen in Trouw