"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos

Zaterdag, 12 september, 2020

Geschreven door: Simon Abramsz, Bert Bouman, Han G. Hoekstra, Fiep Westendorp
Artikel door: Karl van Heijster

Verboden voor zuurpruimen!

[Recensie] Zing mee: “Altijd is Kortjakje ziek: / midden in de week, maar ‘s zondags niet; / ‘s zondags gaat zij naar de kerk / met een boek vol zilverwerk.” Leuk? Probeer deze eens: “Een, twee, drie, vier – / een hoedje van papier, / en als dat hoedje dan niet past, / dan zetten we ‘t in de glazenkast. / Een, twee, drie, vier – / een hoedje van papier.” Leuk toch? Of deze: “Zagen, zagen, wiedewiedewagen / Jan kwam thuis, om een boterham te vragen; / vader was niet thuis, / moeder was niet thuis – / Piep! / zei de muis / in ‘t voorhuis.” Leuk!

Tenminste, als kind vond ik dit soort rijmpjes heerlijk. En trouwens, als volwassene nog steeds. En als je het niet leuk vindt, dan ben je maar een zuurpruim. Alleen een zuurpruim houdt niet van rijmpjes en versjes. En zo’n zuurpruim doet er dan ook goed aan om zich verre te houden van Rijmpjes en versjes. Deze bundel bevat het oorspronkelijk in 1910 uitgegeven Rijmpjes en versjes uit de oude doos, verzameld door Simon Abramsz, en Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos, geschreven en verzameld door Han. G. Hoekstra, uit 1952. Hun rijmelarij wordt verlevendigd door illustraties van Bert Bouman en Fiep Westendorp respectievelijk. Met zijn grote formaat is Rijmpjes en versjes ideaal om samen met kinderen op schoot te lezen en te zingen.

Rijmpjes en versjes uit de oude doos bevat de klassiekers waar ieder kind mee hoort te zijn opgegroeid, en een heleboel minder bekende exemplaren. De veelal zeer korte versjes – achtregelige rijmpjes zijn al uitschieters naar boven – zijn doorgaans een opeenhoping van ogenschijnlijk onzinnigheden. Vorm is belangrijker dan inhoud: het plezier van klankrijm gaat vóór op een eventuele boodschap. Gek is dat natuurlijk niet, want de rijmpjes zijn bedoeld om kinderen aan het lachen te maken, niet om ze te onderwijzen. En als dat al gebeurt, dan is het maar de vraag of ze onderwijzen wat we kinderen vandaag de dag willen leren, zoals in het pestversje Hansje sjokken: “Hansje sjokken, / trek hem aan zijn rokken, / trek hem aan zijn staart, / Hansje is geen centje waard.”

Hoekstra’s Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos zijn over het algemeen langer en complexer, zonder overigens minder vermakelijk te zijn. Een goed voorbeeld is Van een duizendpoot: “De moeder van een duizendpoot / is vreselijk ontevreden, / want haar zoontje is zojuist / in de sloot gegleden. / En als je even rekent / weet je wat dat betekent: / op z’n hoofd een grote buil / en duizend sokjes vuil!” Hun complexiteit maakt deze rijmpjes minder geschikt om te zingen met kinderen. Daardoor steekt deze helft van de bundel wat minder sterk af als het op spelplezier aankomt. (Dat, of ik ben zelf een zuurpruim geworden die zich door nostalgie laat leiden, dat sluit ik niet uit).

Boekenkrant

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: