"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Stargate

Vrijdag, 6 januari, 2023

Geschreven door: Ingvild H. Rishøi
Artikel door: Alexandra De Vos

Stille nacht, ijzige nacht

[Recensie] Een kerstverhaal in het spoor van Andersen en Lindgren. Kerstmis heeft iets met arme kinderen. Sinds de Victoriaanse tijd is datiets’ een liefdesaffaire geworden. Hans Christian Andersen was de vaandeldrager van het sentimentele, naar de strot grijpende kerstverhaal. Wie heeft nooit tranen weggeslikt bij zijn Meisje met de zwavelstokjes? Waarschijnlijk deed Astrid Lindgren dat ook, want zij schreef met wintersprookjes als De Rode Vogel en Speelt mijn linde, zingt mijn nachtegaal een Andersen-tribuut voor de twintigste eeuw.

Door kinderogen
En nu zijn we weer een eeuw verder, maar kinderarmoede is nog niet uitgeroeid, kerstbomen worden naar huis gesleept door wie het kan betalen, en de Noorse Ingvild H. Rishøi schreef met Stargate een kerstverhaal gezien door kinderogen. Kinderogen die teveel gezien hebben, en die te weinig hebben om te vieren.

De tienjarige Ronja en haar tienerzus Melissa wonen met hun vader in de volkswijk Tøyen bij Oslo. Een moeder is er niet, papa doet zijn best. Hij houdt van zijn kinderen, maar hij houdt nog meer van kroeglopen. Zit hij niet in café Starlight, dan wel in café Vrienden. “Dat café zou Vijanden moeten heten” vindt Ronja. Want elke keer weer slaat het de hoop en de gelukkige dagen aan diggelen. Dan verliest papa zijn job, is de koelkast leeg, wordt de stroom afgesloten en overleven de zusjes op cornflakes met koude melk. Ronja wil blijven hopen, maar soms krijgt de wanhoop haar te pakken: “Het was alsof ik helemaal plat was geworden. Het was alsof ik een papieren pop was, maar niemand ondersteunde me”.

Andersen-personage
De hoop licht toch weer op – schitterend als een kerstslinger – wanneer Melissa een job als kerstbomenverkoper krijgt. Haar baas ziet meteen dat haar kleine zusje een perfect uithangbord zou zijn voor zijn keet: ze is mager, lief en arm. Daar trekken klanten hun portemonnee voor open, daar zien ze een Andersen-personage in. “Een hongerig kind dat door een raam naar een gebraden gans staat te kijken. Dàt is wat mensen kerstsfeer noemen.” En Ronja brengt kerstkransen aan de man, ze droomt van Nesquick in haar melk en een eigen kerstboom.

Ons Amsterdam

Ambivalent einde
Maar dit zou geen kerstverhaal in het spoor van Andersen zijn als kinderdromen vervuld worden en papa de koelkast vult met eten. Rishøi serveert de lezer een Stille Nacht, IJzige nacht met een ambivalent einde – dat naïeve zielen doet dromen van een hutje in het bos, van kaarsjes op dennentakken, en een brandende kachel. Maar wie Andersen en Lindgren gelezen heeft en ogen heeft als Melissa – “zulke mooie ogen, ze zijn zo troebel” – die weet dat wakker zijn geen pretje is als je arm en verloren bent. Dat voor altijd slapen te verkiezen is, dat er weinig hoop en geen hemel is. Zoals Melissa met haar eenentwintigste eeuwse nuchterheid zegt: “Geloof is voor de moskee”.

Toch heeft dit verhaal iets van engelenvleugels. Het is donker, ja – maar ook teder en poëtisch, het speelt een fragiel spel met lege bladspiegels en korte paragrafen. En je legt het weg met een krop in de keel, je bent een beetje wijzer en een klein beetje kapot.

Eerder gepubliceerd op De Standaard

Boeken van deze Auteur: