"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Toon de stad, woorden temmen 3

Dinsdag, 18 april, 2023

Geschreven door: Laurens Ham, Lies Van Gasse
Artikel door: Bas Aghina

Avontuurlijk, informatief en soms gezond confronterend boekwerk

[Recensie] Hoera! … zou ik bijna uitroepen, als deze jubel over een poëziebundel niet te prozaïsch klinken zou. Daarom hou ik het op: gefeliciteerd Grange Fontaine met weer een uitgave in de reeks Woorden Temmen. Gegroepeerd langs een imaginaire stad via dito straten – of zijn dit stiekem toch leefadressen van de bewoners van Terra Poëtica? – van Eekhoornlaan 1 tot en met Grotesteenweg 34 laten dichter en beeldkunstenaar Lies Van Gasse en dichter en neerlandicus Laurens Ham ons hun favoriete gedichten lezen, overdenken, becommentariëren, verwerken en gebruiken, ook als springplank naar andere kunsten zoals muziek en film.

Sterk en toepasselijk
Na Van kop tot teen met Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera (2020) en 24 uur in het licht van Kila & Babsie (2018), is deze nieuwste bundel ook sterk met slechts tien gedichten van voor 2010 – Paul van Oostaijens Het dorp is de honderdjarige – inclusief twee toepasselijke nieuwe gedichten van de samenstellers zelf. Schaffer, Hirs, Lucebert, Snoeck, Van Binsbergen, Stitou, Faverey, Fabias, Neylen, Oosterhoff, Bruinja en anderen worden op hun adressen ‘bezocht’. Omgeven door een prettig voorwoord en dito index, bibliografie en opnieuw spannend vormgegeven, is deze bundel gezond eigenzinnig en diepgravend voor de doelgroep “volwassenen en jongeren vanaf 12 jaar”.

Wat kun je als lezer zoal verwachten? Een voorbeeld: op Tijdspad 8 woont het volgende gedicht van Eva Gerlach uit Kluwen 2011:

“Geen seconde later. Waar in die stad altijd.
De vertrouwde kamer – vertrouwd na twee uur.
Bed dat zingt als een varken, lekkende koelkast,
treinen langst het raam. Ze weet en ze zegt
(alle muren vliegen, alle daken)
Rat! Een walsje, ik klim op je voeten
kom hou me vast neem me mee, ik kan iedereen zijn
Tijd steekt een sleutel in het slot van even,
de schoot valt terug. Hou me vast. Had
geen seconde eerder moeten zijn.”

Yoga Magazine

Tweegesprek
In het erop volgende tweegesprek van samenstellers Laurens en Lies wordt o.a. gerept van de aard van deze, de taal en de “[…] enorm muzikale en prachtige zin: ‘Tijd steekt een sleutel in het slot van even’,” aldus Laurens.

“Is het wel een kamer,” analyseert Lies als laatste, “of is de ‘kamer’ een beeld voor wat anders? Want het geheugen roept er zaken in op en kan die ook weer uitgummen. Ik vind het een heel bijzonder gedicht. Ik wou dat ik het eerder gelezen had, toen ik mijn grootouders nog kon bezoeken in dit soort kamers.”

Vervolgens wordt ingegaan op het ritme van de cursieve passage Rat! Een walsje […] en hoe het hardop spreken, zingen en zelfs gelijktijdig dansen het effect van de woorden merkbaar kan maken. Na een schrijfopdracht (gebruik zelfde regel als begin- en als eindregel in twee gedichten) en een uitleg over de ellipsen in het gedicht (denk aan “(alle muren vliegen, alle daken)”) een zijstapje naar Nolans film Inception als illustratie van een vergelijkbaar vreemd soort tijd-en-ruimte-spel, dit keer expliciet in de droomwereld. Tenslotte wordt het gedicht ‘netjes’ in Gerlachs oeuvre geplaatst. Al met al, een mooi multidisciplinair avontuur dat begon met de enigmatische woorden: Geen seconde later

Wilde woordwezens
Even nog over de reeksnaam: Woorden temmen. “Vorm en inhoud nodigen lezers én schrijvers uit om met hart en hoofd ‘woorden te temmen’,” aldus het colofon. ‘Temmen’ impliceert dat gedichten wilde woordwezens zijn die, eenmaal losgelaten door hun scheppers en/of schepsters, zich maar lastig laten benaderen door lezers, laat staan be-grijpen. Dit lijkt een antwoord op een breder idee dat poëzie, die niet voor speciale gelegenheden is gemaakt, onnodig ingewikkeld ‘doet’. Wie woorden temt, in dit geval via analyses, doorwerkoefeningen en theoretische achtergronden, wil er een relatie mee aangaan. Zichzelf ook zien opduiken aan de betekenishorizon van woorden over en met een dichterlijk ik of jij. Zoals in Maarten van der Graaffs “Alle poëzie is burgerlijk,/alle gemeenplaatsen zijn van ons. Kom naar me toe!/[…] Alle cultuur zal verdwijnen/en ik leef in Utrecht, zoek naar werk/en eet dingen op.” Een gedicht zo tot gesprekspartner maken, is een mooie manier van temmen, die zeker niet tam maakt. En zelfs als het gedicht aan een lijn zou lopen, blijft de vraag wie nu eigenlijk wie uitlaat.

Soms lijkt het format van ver- en doorwerkingen van een gedicht wat geforceerde resultaten op te leveren. Dat kan ook een kwestie van smaak zijn of dat je gewoon teveel van het goede achter elkaar gesnoept hebt. Toon de stad is een avontuurlijk, informatief en soms gezond confronterend boekwerk. Het mag eigenlijk niet ontbreken in boekenkasten van wie poëtisch leven willen, al dan niet als onderdeel van hun levenskunst. Over boekenkasten gesproken: er is nog steeds geen kast waar dit opvallende ruitvormig schrijven in past, zonder om te vallen. Maar wat nu als je Toon de stad niet met de rug, maar met de bladzijden naar je toe er inzet? Dan kunnen haar straten je toe vallen… als bloemen in de knop die zich een weg wurmen uit het asfalt van dommelende dorpjes of een zuchtende stad in Terra Poëtica. Of zoiets (of gewoon: hiep hoi?)

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow