"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wintertuin

Woensdag, 29 augustus, 2018

Geschreven door: Jan Konst
Artikel door: Ingrid Bosman

Een DDR-bolide gekocht van gouden dollars

Met De wintertuin schreef Jan Konst een meeslepende kroniek over zijn Duitse schoonfamilie in de twintigste eeuw. Een oefening in niet oordelen.

[Recensie] Je voelt de spanning bij de schrijver. Was de grootvader van zijn vrouw een oorlogsmisdadiger? Als korporaal in de Duitse Wehrmacht  staat Hellmuth Oehmigen voor ons al aan de verkeerde kant van de geschiedenis, maar Jan Konst wil, móet het weten: heeft hij bloed aan zijn handen? Haastig en – hij geeft het ruiterlijk toe – met wantrouwen neemt hij het oorlogsdagboek van Hellmuth een eerste keer door. De conclusie: Oehmigen trok twee jaar door “een in bloed badend Europa” zonder zelf dader te worden. Al was hij er soms beangstigend dicht bij. Hij heeft geluk gehad, stelt Konst nuchter vast.

Jan Konst, hoogleraar Nederlandse literatuur aan de Freie Universität in Berlijn, destilleerde uit vier ongeordende archiefkasten een biografie van zijn Duitse schoonfamilie. Die beslaat ook 130 jaar Duitse historie. Vier generaties in Saksen, getekend door Keizerrijk, Weimarrepubliek, Eerste Wereldoorlog, nazi-dictatuur, Tweede Wereldoorlog, de bouw en de val van De Muur. Wie is verwend met vrijheid en welvaart gelooft makkelijk dat je regisseur kunt zijn van je eigen leven. De wintertuin laat zich lezen als een remedie tegen die modieuze opvatting. Bovendien is het boek een oefening in niet oordelen.

Dat was het ook voor de schrijver zelf, laat hij soms blijken. “Het is ingewikkeld om vanuit het eigen heden een waardevrije toegang tot het dagboek van een Wehrmachtssoldaat te vinden”, verzucht Konst. Korporaal Oehmigen mag tussen 1939 en 1941 geen dader zijn, getuige van oorlogsmisdaden is hij wel. In Polen ontdekt hij hoe speciale eenheden massa-executies organiseren. Mogelijk heeft zijn eigen eenheid ook een rol gespeeld in het faciliteren daarvan, oppert Konst voorzichtig. Over de executies schrijft Hellmuth Oehmigen: “Of dat alles helemaal in orde was, welnu, daarover kun je strijden. Het is in ieder geval een zwarte bladzijde.” Dat mag ons nu als een gotspe in de oren klinken, hoeveel van zijn strijdmakkers zullen het hem toen en daar hebben nagezegd, laat staan opgeschreven?

Boekenkrant

Hellmuth denkt dat hij voor een goede zaak strijdt, vermoedt Konst, dat ene van twijfel getuigende citaat ten spijt. Moet hij om die reden worden veroordeeld? Konst wijst op de door de nazi-propaganda gekleurde blik van Hellmuth. Een verstandig en intelligent man, die gevoed door eenzijdige informatie toch de plank misslaat. “Zo makkelijk gaat dat”. De korporaal kijkt op het beslissende moment zoals veel Duitsers weg en verliest daarmee morele integriteit. Maar ‘wij’ hebben makkelijk praten, benadrukt Konst. “Hij kiest voor zijn leven.”

De wintertuin gaat over een gewone Duitse familie, die zich in al die turbulente decennia goeddeels afzijdig houdt van politiek en vooral probeert zich te voegen. Des te fascinerender is het om te zien hoe de historische gebeurtenissen ingrijpen in hun persoonlijke levens. Neem alleen al Brigitte, dochter van Hellmuth en diens vrouw Hilde. Brigitte is de schoonmoeder van Jan Konst. Geboren in een welvarend gezin in het jaar dat Hitler de macht grijpt (1933) wordt ze onder de nazi-dictatuur gedwongen uit huis geplaatst. Ze overleeft het bombardement van Dresden (1945), waar ze dan in een kindertehuis verblijft.

Aan de bittere armoede van na de oorlog weet ze zich met haar man Gerd te ontworstelen, maar dat moet wel binnen de grenzen van het communistische regime van de DDR. Brigitte is in 1961 met haar dochter notabene net een dagje op familiebezoek in het westelijk deel van Berlijn, op het moment dat het Oost-Duitse leger met de bouw van de Muur begint. Ze had kunnen blijven maar keert terug. Op haar zestigste is de Wende een feit en moet ze andermaal opnieuw beginnen. Een verbijsterende levensloop, maar dat valt Brigitte zelf pas op wanneer haar schoonzoon haar erop wijst.

Ook andere generaties ondervinden de grilligheid van de geschiedenis aan den lijve. Status, bezit en fortuin kunnen nog zo zorgvuldig zijn opgebouwd, even snel kunnen ze vervliegen onder druk van de grote loop der dingen. Al zijn er uitzonderingen. Zoals de schat, in de vorm van gouden dollarmunten, die Brigitte en Gerd erven van een in 1983 gestorven achternicht. Verzameld vanaf de jaren 20 liggen de munten sinds 1944 begraven in een kolenschuurtje. Er worden vliegtickets naar Hongarije , een televisie en een Wartburg Limousine van gekocht. Gerd slaagt er wonder boven wonder in de gealarmeerde Stasi, de gevreesde veiligheidsdienst, zand in de ogen te strooien. Hij mag met recht van geluk spreken.

De wintertuin deed me bij vlagen denken aan Het land van mijn vader (in Nederland uitgebracht in 2005), waarin journalist Wibke Bruhns haar familiegeschiedenis en met name het naziverleden van haar vader blootlegt. Al was Bruhns’ vader geen anonieme Duitser. Hij was indirect betrokkene bij de aanslag op Adolf Hitler van 20 juli 1944 . De vergelijking gaat op meer punten mank, maar ik herkende vooral de compassie waarmee de hoofdpersonen tegemoet worden getreden, het altijd zorgvuldige vragen. Dat Jan Konst als ‘koude kant’ op grotere afstand staat dan Bruhns maakt zijn relaas minder persoonlijk en indringend, maar het schept ook meer ruimte om de vragen die hij stelt op je te laten inwerken.

De schrijver vraagt zich regelmatig af wat de hoofdrolspelers kan hebben bewogen, maar ook hoe ze zich hebben gevoeld. Hij weerstaat de verleiding dat in te vullen. Naar wat de nog levende familieleden vinden van het werk van Konst – zoals zijn schoonmoeder Brigitte, zijn vrouw – blijft het voorlopig gissen. Het wachten is op de Duitse vertaling.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles