"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een licht bewoond eiland

Dinsdag, 4 oktober, 2022

Geschreven door: Nicolien Mizee
Artikel door: Roelant de By

Interview met Nicolien Mizee:”Sommige dingen kun je gewoon beter niet opschrijven. Waar gebeurd is geen excuus”

[Interview] Nicolien Mizee is een buitenbeentje in het Nederlandse schrijverswereldje. Zij heeft inmiddels al een aardig aantal boeken geschreven, waaronder één thriller, Moord op de Moestuin. Maar haar grootste bekendheid dankt ze aan de bundeling Faxen aan Ger, waar deze zomer het vijfde deel van is verschenen. In deze faxen (begonnen in 1994 met de ouderwetse fax, later vervangen door e-mail) schrijft ze vrijwel dagelijks aan haar (ex-)leraar scenarioschrijven Ger Beukenkamp. Het zijn zeer persoonlijke verhalen over datgene wat haar, Nicolien, bezighoudt. Het bijzondere is dat Ger nooit heeft teruggeschreven. Dat vond hij niet gepast in zijn hoedanigheid als (ex-)docent, zei hij daar later over. Het heeft Mizee er niet van weerhouden door te gaan met deze eenzijdige briefwisseling. In mooie zinnen met een prachtig taalgebruik vol humor levert dit een heerlijke bundeling ontboezemingen op die tevens een mooi beeld van de tijd geven. Deel 1 gaat over de periode 1994 -1997. We ontmoeten elkaar in haar huis in Haarlem. Net als in haar boeken is ze direct en bijzonder openhartig tijdens ons gesprek.

Roelant: “Ik zie dat je het dagblad Trouw leest.”

Nicolien: “Rob, mijn man, had daar al een abonnement op. Ik vind het een fijne krant. Er mag niet in gevloekt worden, dat vind ik ook wel prettig.”

Roelant: “Het is een krant waar het geloof nog steeds belangrijk is. Ook voor lezers zoals jij. Dat laat je ook af en toe merken in je boeken.”

Foodlog

Nicolien: “Ja, dat is nou toevallig. Ik heb net een heel leuk boek gelezen van Anton Stolwijk over het verdwijnen van de Katholieke Kerk in Nederland. Dat paart hij aan eigen ervaringen. Er is een bedevaartsoord in Heiloo, het putje van Heiloo. Heb je daar ooit van gehoord? Het heilige putje? Nee? Goed, Anton Stolwijk en ik daarnaartoe. De toestand van de Katholieke Kerk in Nederland werd meteen duidelijk want er lag een ijzeren deksel op met een groot hangslot. Wegens de laagstand van het water was het putje gesloten, stond er op een bordje te lezen. Maar om op jouw vraag terug te komen: er zitten zeker religieuze aspecten in mijn boeken, maar dat haalt bijna niemand er uit. De vorm van de faxboeken, schrijven naar iemand die nooit antwoordt, vind ik een religieus gegeven op zich. Het is een soort biecht.”

Roelant: “Voel je je nog steeds Katholiek?”

Nicolien: [aarzelend] “Tja, de paus lijkt me wel een heel vriendelijke man. Maar het Katholieke geloof? Het was natuurlijk de familiecultuur. Maar mijn ouders deden er al niks meer aan. Ik richt mij meer op Jezus dan op de Katholieke Kerk.”

Roelant: “ik citeer even iets uit deel 1 van de faxen: Ik blijf me erover verbazen dat het zoeken naar verlichting en bewustwording het gevoel voor humor volledig uitsluit.” 

Nicolien: [lachend] “Toen Gerard Reve op zijn kenmerkende manier over zijn bekering tot de Katholieke Kerk schreef, dachten mensen dat hij niet serieus was. Maar ironie is eigenlijk de enige manier waarop je over heilige dingen kunt spreken. Herman Finkers is daar een prachtig voorbeeld van. Een religieus man die daar grappend over vertelt.”

Roelant: “Je hebt ook schrijfles gegeven. Wanneer ben je daar mee begonnen?”

Nicolien: “Dat zal in 2003 geweest zijn. Eerst hier in Haarlem bij de volksuniversiteit, later bij de schrijversvakschool. Maar dat doe ik nu niet meer. Mijn boek Moord op de Moestuin was een enorme bestseller. Dus ik kon het financieel even bolwerken zonder dat lesgeven. Daarnaast kost dat gewoon heel veel tijd. Als je drie uurtjes les geeft, ben je er de hele dag mee kwijt. Voorbereiden, nakijken, op en neer naar Amsterdam. Het is een gedoe. Rob is gepensioneerd en ik moet bewust kiezen wat ik wel of niet ga doen. Net toen ik met dat lesgeven een time out had genomen, brak Corona uit. Ik ben zo blij dat ik dat online gedoe niet heb hoeven doen.”

Roelant: “Je man, Rob, heb je ontmoet bij jouw schrijverscursus, toch?”

Nicolien: “Klopt. Rob was een leerling van me. Maar nadat we iets kregen, heeft hij geen letter meer geschreven. Het bleek dat een vriend van hem, die ook alleenstaand was, hem had gezegd dat wanneer hij leuke vrouwen zocht hij dan een schrijfcursus moest gaan doen. Nadat hij eerst diverse zangkoren had geprobeerd, is hij toen op schrijfcursus gegaan.” [we lachen hartelijk]

Roelant: “Hij had geen literaire aspiraties?”

Nicolien: “Geen enkele.”

Roelant: “Hoe kwam het dat je verliefd werd op Rob?”

Nicolien: “Daar zijn twee antwoorden op. Allereerst kan ik zeggen dat het een heel leuke, knappe en charmante man is. Dat is allemaal waar. Maar daarnaast zal het misschien geen toeval zijn dat mijn vader nét in die tijd aan het doodgaan was. Mijn vader was, net als Rob, ook leraar, ook heel talig en literair. Ze hebben elkaar net niet meer ontmoet. Als je met een literaire blik daar naar kijkt kun je denken: vader sterft en ze gaat met net zo’n soort man verder. Maar het is goed uitgepakt.”

Roelant: “Je kent Rob nu vijftien jaar. Uit de fax boeken blijkt een eerdere relatie met Louise. Had je daarvoor ook nog relaties met mannen?”

Nicolien: “Mijn eerste relatie was met een man. Daarna was ik tamelijk lang alleen. En toen met Louise, maar zo heet ze natuurlijk niet echt. Toen weer jaren alleen. Ik was ook nooit op zoek. Tot op het moment dat Rob in mijn klasje zat. Ik werd een beetje onrustig van hem. Ook omdat hij ontzettend veel wist.”

Roelant: “Dat vind je leuk, hè?”

Nicolien: “Ja, dat vind ik leuk als iemand veel weet en veel vertelt. Dat docerende geeft mij een vertrouwd gevoel. Mijn vader was ook zo’n ontzettend onderwijzende man.”

Roelant: “Je schrijft heel veel over jouw ouders in je fax boeken. Vaak niet heel erg positief.”

Nicolien: “Als ik er nu over zou schrijven, zou ik dat veel meer afzwakken.”

Roelant: “Daarom is het goed dat je zonder zelfcensuur jouw teksten van toen publiceert. In een eerder interview heb je eens gezegd dat je niks kan verzinnen en gewoon alles opschrijft wat er is gebeurd. Alleen de namen van de personen heb je verandert. Jouw moeder heeft jou en de uitgeverij zelfs een proces aangedaan om jouw boek uit de handel te nemen.”

Nicolien: “Ja… Dat was toen het tweede fax boek uitkwam. Mijn moeder wou het uit de handel laten nemen. Het was een kort geding tegen de uitgeverij. Ik was toen net met Rob in Canada, zodat het proces zelf een beetje langs me heen is gegaan. Maar het was wel heel vervelend allemaal. Mijn moeder verloor de zaak, maar het was een ellendige geschiedenis waar niemand iets bij heeft gewonnen, behalve de advocaten. Ik ben altijd al voorzichtig, maar daarna ben ik nóg voorzichtiger geworden. Sommige dingen kun je gewoon beter niet opschrijven. Waar gebeurd is geen excuus.”

Roelant: “Eén van jouw zussen, “de enige die goed terecht is gekomen” volgens jouw moeder, gelooft in kabouters. Daar vertel je over in Moord op de Moestuin.”

Nicolien: “Aan het slot blijkt dat de zus van de hoofdpersoon een voorliefde voor kabouters heeft en denkt dat ze echt bestaan hebben. Mijn redactrice zei: “Die vrouw is dus niet goed snik. Dat moet je dan wel uitleggen in je boek.” Ik zei beledigd: “Mijn zus is volstrekt normaal! Ze houdt toevallig van kabouters!” Maar mijn redactrice vond dat ik met een psychologische verklaring moest komen. Dat heb ik niet gedaan, maar ik heb die kabouterliefde veel eerder genoemd in het boek en ik laat het regelmatig terugkeren. Dan valt het de lezer aan het slot niet zo rauw op het dak. En wat bleek nou: iedereen vond die stukken over kabouters het leukste! En het viel mijn redactrice niet op dat ik geen psychologische verklaring gaf, maar dat ik de kabouterlijn gewoon eerder “plantte”. Zo zie je maar weer.” 

Roelant: “Moord op de Moestuin was een groot succes. Heb je nooit overwogen om een vervolg te gaan schrijven?”

Nicolien: “Ja, daar was ik al een eind mee op streek, qua plot en personages. Dood op de Boot zou de titel worden. Omdat het zich op een boot afspeelt, wilde ik een beetje research doen. Met Rob heb ik toen een drie-daags tripje op een kleine cruiseboot geboekt. Maar daar kreeg ik zo’n aanval van claustrofobie dat ik na één dag al vertrokken ben. Het was afschuwelijk! Allemaal stokoude mensen die stonden te dringen met hun rollator rondom het liftje met André Hazes muziek. Het was een totaal verkeerde keuze van me. Maar daarna kon ik niet meer werken aan het boek! Ik kreeg het iedere keer zó verschrikkelijk benauwd als ik aan zo’n boot dacht. Ik was ook zo dom geweest om in een interview te zeggen dat ik aan dat boek bezig was. Telkens werd er weer gevraagd hoe het nu met het boek van die boot ging. Dat moet ik ook nooit meer doen, zeggen met welk boek ik bezig ben. Maar goed, toen gingen mijn faxboeken steeds beter lopen. Het zijn geen record oplagen, maar de schare fans groeit wel. Dus ik moest daar steeds mee door.”

Roelant: “Wat grappig is dat de omslagen van jouw faxboeken tekeningen zijn van jouzelf als naaktmodel.”

Nicolien: “Dat was een idee van de uitgeverij. Eerst dacht ik nog iets van dat ik niet in mijn blote kont op de voorkant van mijn boek zou gaan staan. Maar later besefte ik dat toch niemand wist dat ík dat was.”

Roelant: “Dat poseren vind ik vind het een mooie overeenkomst met jouw boeken. Je geeft jezelf zowel letterlijk als figuurlijk bloot.”

Nicolien: “Ik heb dat heel lang gedaan. Ik ben daarmee pas gestopt toen ik schrijfles gaf en op een dag in hetzelfde lokaal les moest gaan geven als waar ik de dag daarvoor in mijn blootje had staan poseren. Ik voelde me toen ook niet meer zo anoniem. Op dat moment vond ik het niet meer fijn. Maar toen had ik het ook bijna 25 jaar gedaan.”

Roelant: “Financieel gaat het je nu beter af sinds je met Rob bent?”

Nicolien: “Oh ja, zeker. Maar weet je, als je heel lang een uitkering hebt gehad, voel je je altijd een beetje kleintjes. Zelfs als je op een gegeven moment best succesvol bent, kom je niet makkelijk van dat gevoel af.”

Roelant: “In je boeken vertel je veel over het gezin waar je uit komt. Twee zussen, een jong overleden broer, ouders die voortdurend met elkaar in de clinch liggen. Waar je weinig nadruk op legt is het artistieke deel. Jouw moeder was niet alleen pianolerares, maar ze kon echt heel mooi spelen. Zij had echt begrepen wat muziek maken inhield. En dat heb ik uit zeer betrouwbare bron. Jouw zus speelde cello en is operazangeres. Heb jij nooit een instrument gespeeld?”

Nicolien: “Nee, ik was nergens goed in. Op school ging het ook al niet goed. Vanaf mijn veertiende begon ik te ontsporen. Ik was de hele tijd ontzettend moe. Ik bleef een paar keer zitten en ben uiteindelijk van school gegaan. Dat brengt je ook in een sociaal isolement. Al je vrienden en vriendinnen gaan door. Ik werd erg angstig en verlegen. Achteraf gezien kun je zeggen dat ik gewoon in een depressie zat. Op heel jonge leeftijd ben ik dan ook volledig afgekeurd en kreeg ik een uitkering. Ongeschikt om een baan te hebben, was het oordeel. Pas later heb ik via het volwassenen onderwijs alsnog mijn middelbare schooldiploma gehaald, en kon ik me richten op datgene wat ik echt wilde: schrijven. Terugkijkend heb ik nog wel eens medelijden met mijn jongere zelf. Dat was geen leuke tijd. Sommige dingen ben ik vergeten of heb ik verdrongen, maar door die faxen komen ze weer boven.”

Roelant: “Over jouw ouders schrijf je onder meer dat jouw moeder verzuchtte dat je vader al haar vriendinnen had weggepest, als hij er tenminste geen verhouding mee was begonnen.” 

Nicolien: “Dat was gewoon zo. Tegen ons deed ze altijd heel luchtig over die dingen, dat ze het helemaal niet erg vond. En dan moet je als kind toch eerst dertig worden voordat je beseft dat ze dat natuurlijk wél erg vond.”

Roelant: “Ik citeer jouw moeder in je boek: “We gaan scheiden, ik weet het zeker, we gaan scheiden. Het gaat al 40 jaar zo, ik word er gek van. Het is nu besloten. -Dat hoop ik helemaal niet, zeg jij dan. -Wat kan jou dat nou schelen? Jou ben ik allang kwijt.” 

Nicolien: [stilletjes] “Ja, dat is verschrikkelijk, ja.”

Roelant: “Heb je zelf nooit kinderen willen hebben?”

Nicolien: “Nee. Met dat eerste vriendje ging het uit. Toen kwam Louise, daarna ben ik heel lang alleen geweest. En toen ontmoette ik Rob en die hád al kinderen. En die hebben inmiddels ook al zelf kinderen, waar ik dan oma van ben. Maar ik heb ook heel erg genoten van mijn twee nichtjes. Tante zijn is ook erg leuk. Tijdens hun puberteit was het contact logisch iets minder, maar nu hebben we zelfs een app groep, ”Nichtjes en Tantes”, waar we dagelijks contact hebben.”

Roelant: “Ondertussen word je overladen met complimenten over je boeken. Ik noem bijvoorbeeld: “Eigenlijk maakt het niet uit waar Nicolien Mizee over schrijft, elke letter die ze op papier zet is de moeite van het lezen waard” (VPRO-gids). Ook worden jouw faxboeken vergeleken met de brieven van Gerard Reve, één van de meest beroemde schrijvers van Nederland. Wat doet dat met je?”

Nicolien: “Dat is natuurlijk heel erg fijn. Maar die onzekerheid van vroeger blijft toch aan je knagen.”

Dank je wel voor dit bijzondere gesprek, Nicolien.

Eerder gepubliceerd in Bazarow Magazine