"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ei, foetus, baby

Zondag, 14 mei, 2023

Geschreven door: Trudy Dehue
Artikel door: Tanny Dobbelaar

Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap

[Recensie] Trudy Dehue biedt een verbijsterend inzicht in hoe kerk en wetenschap zwangere vrouwen door de eeuwen heen hebben behandeld. Bij de tweede zwangerschap van koningin Wilhelmina staat ze uitgebreid stil.Tanny Dobbelaar23 april 2023

In de achttiende eeuw vond Petrus Camper de schaambeenklieving uit. Deze Nederlandse medicus wilde moeilijke bevallingen bespoedigen door het kraakbeen tussen het linker- en rechterschaambot doormidden te snijden of te zagen, vaak met levenslange pijnen, incontinentie en moeilijk lopen als gevolg.

De ‘nieuwe geschiedenis van zwangerschap’ van Trudy Dehue bevat zoveel van dit type gruwelijke verhalen dat deze lezer af en toe heeft gekreund van ongeloof en ontzetting. Ik noem wat voorbeelden. Dreigende miskramen werden nog tot eind negentiende eeuw bestreden met bloedzuigers in de vagina of op de baarmoedermond.

Veel artsen lieten zwangere vrouwen opzettelijk pijn lijden als straf voor hun zedeloosheid, en gaven hun behandelingen waar ze nooit om hadden gevraagd.

Boekenkrant

Even kijken of de baby er al is
Emeritus hoogleraar wetenschapsonderzoek Trudy Dehue beschrijft ook de meest basale vorm van ‘epistemische onrechtvaardigheid’: vrouwen hadden tot diep in de twintigste eeuw veelal geen toegang tot kennis over zwangerschap en bevalling. Zo ook Dehue’s moeder die op haar 23ste zwanger was. Vanaf haar zevende maand keek ze elke ochtend vol verwachting onder de dekens of de baby er al was. Dat was in 1946. De bevalling overdonderde haar compleet.

In Betere mensen (2014) en De depressie-epidemie (2008) analyseerde Dehue hoe wetenschap de werkelijkheid veeleer vormgeeft dan beschrijft. In Ei, foetus, baby past ze hetzelfde perspectief toe op zwangerschap. Hoe is de binnenkant van een zwangere buik in de loop der tijden verbeeld?

In acht hoofdstukken brengt Dehue vijf eeuwen aan wisselende technieken, denkbeelden, wetten maar vooral ook handelingen in kaart. Ze eindigt met voorbeelden van hedendaagse gezondheidspolitiek waarin vrouwen nog steeds worden gezien als een container voor een foetus die zich optimaal moet kunnen ontwikkelen.

Begint deze nieuwe geschiedenis van de zwangerschap als een keurig beschrijvende wetenschapsgeschiedenis, gaandeweg groeit Dehues verontwaardiging over alle ellende die vrouwen hebben doorstaan, een verontwaardiging die gemakkelijk overslaat op de lezer.

Kloppende hartjes
Tot in de zeventiende eeuw dacht men dat het nageslacht van zowel vogels als mensen ontstond in een ei. Intense medische en theologische discussies over de ontwikkeling van de vrucht en diens ziel introduceerden het Latijnse woord foetus.

Vanaf de zeventiende eeuw haalden ­artsen embryo’s uit vrouwen die zelfmoord hadden gepleegd, om ze nauwkeurig na te meten en te tekenen. Zo ontstond er meer beeld van de binnenkant van zwangere buiken. Anti-abortusactivisten vervingen in de twintigste eeuw de ziel van vroeger door ‘een kloppend hartje’ van ‘je kindje’. Dehue analyseert zowel dit ‘poppentaaltje’ als de gemanipuleerde beelden die pro-life-­organisaties gebruiken om foetussen te ­presenteren als zelfstandige wezens. ‘De kleinste foetussen krijgen een eigen gevoelsleven toegedicht, maar dat van de vrouwen merkt deze organisatie niet op.’

Honing op haar tong
Een feministisch gynaecoloog zou een tautologie moeten zijn, vindt Dehue. Haar geschiedenis toont vooral een stoet van artsen, kerken en wetgevers die autonomie van vrouwen juist volkomen negeerden. Er waren uitzonderingen, zoals de Parijse vroedmeester Paul Portel. Eind zeventiende eeuw schrijft hij in zijn leerboek dat je een vrouw minder pijn doet als je een vastzittende nageboorte voorzichtig weghaalt, alsof je ‘het vruchtvlees uit een mandarijntje’ peutert. Dehue: ‘En je raakt al helemaal ontroerd bij zijn aanbeveling om een moeizaam barende vrouw af en toe een likje honing op haar tong te geven’.

Toen er nog geen echo’s en zwangerschapstesten waren, duurde het vaak een paar maanden voordat een vrouw wist dat ‘het weer zo ver was’. De beëindiging van een zwangerschap was vooral een zaak van vrouwen zelf, schrijft Dehue. Ze konden volksmiddeltjes gebruiken om hun ‘maandstonden’ op te wekken.

Pas later namen ook artsen en zielzorgers het initiatief om zwangerschappen te beëindigen. Zowel vrouwen als artsen konden hiervoor zware straffen krijgen.

Wijwater op het hoofdje
Priesters bekommerden zich vooral om de ziel van ongedoopte foetussen. Een pauselijk decreet uit 1615 leidde tot een praktijk dat elke vrucht gedoopt moest worden met wijwater op het blote hoofd. Als een miskraam dreigde of een vrouw stervende was, dan kon een priester met een baarmoeder­spuit via de vagina, dwars door de baarmoedermond wijwater rechtstreeks op het hoofdje spuiten: hoe gevaarlijk én pijnlijk!

Tot in de twintigste eeuw leerden priesters om met hun scheermes de buik van een zwangere vrouw te openen voor een prenatale doop, zodat de onvoldragen vrucht alsnog voor de hel werd behoed. Daarna stierf die, en de moeder meestal ook.

Met onverholen woede schrijft Dehue: ‘Zelfverklaarde gezagsdragers hebben, kortom, eeuwenlang zelfverzonnen zielen voor een fictief voorgeborchte behoed, en daarmee het echte leven van reëel bestaande vrouwen tot een ware hel op aarde gemaakt. En dat is nog steeds niet te vatten.’

Een abortus provocatus
Halverwege deze verbijsterende studie staat Dehue bij één zwangerschap uitgebreider stil: de tweede zwangerschap van koningin Wilhelmina. (Vijf keer liep haar zwangerschap mis, totdat in 1909 haar enige kind Juliana werd geboren.)

In 1902 was ze vier maanden zwanger toen ze helse pijnen kreeg. Haar 26-jarige echtgenoot prins Hendrik hoorde haar tot op de buitenplaats gillen, zo schreef hij wan­hopig aan zijn moeder. Persbureau Reuter ­publiceerde een telegram waarin stond dat gynaecoloog Kouwer ‘instrumenten’ had moeten gebruiken bij de koningin die zo hoorbaar leed. Daarop meldden kranten in de kolo­niën dat Wilhelmina door een abortus provocatus was gered.

De koninklijke bulletins berichtten daarentegen dat gynaecoloog Kouwer niets had kunnen doen toen Wilhelmina haar vrucht verloor. Binnenlandse kranten namen die paleisberichten over. Ook Wilhelmina-biograaf Cees Fasseur zou alleen reppen van een miskraam. Volgens hem beviel de koningin van een ‘flinke jongen’, een opmerkelijke beschrijving voor een vier maanden oude vrucht van iets meer dan 10 centimeter.

In strijd met wet en geloof
Vermoedelijk leed Wilhelmina aan tyfus, met een levensbedreigende en zeer pijnlijke ontsteking van vrucht en placenta als gevolg. Antibiotica bestonden nog niet. De doopsgezinde Benjamin Kouwer redde Wilhelmina’s leven door een abortus, waarmee hij in strijd handelde met zowel de wet als zijn geloof. Lang zweeg hij erover vanwege zijn beroepsgeheim, maar aan het eind van zijn leven schreef hij verbloemd maar aangrijpend over de innerlijke tweestrijd als gevolg van het redden van een moeder ten koste van een vrucht. ‘In goede trouw heb ik gemeend mijn plicht te doen door een zonde te begaan.’

Meer openheid over de ellende van Wilhelmina zou erkenning zijn geweest voor wat veel vrouwen hebben moeten doormaken, schrijft Dehue. Wilhelmina’s koninkrijk vol sloppen kende talrijke grote gezinnen voor wie elke volgende zwangerschap een drama was. ‘Weest vruchtbaar en talrijk’, bevalen de christelijke partijen. Ze wezen elke vorm van geboortebeperking af.

De radeloze bevolking probeerde massaal zwangerschappen te beëindigen. Artsen zagen vrouwen met allerlei infecties en perforaties van organen als gevolg van die pogingen met hulp van hoedenspelden, fietsspaken of zelfs zoutzuur. Kouwer vond ook dat grote gezinnen juist bij armoede noodzakelijk waren: ‘Het dagelijksch voorbeeld van den zwoegenden vader en de zichzelf vergetende moeder is voor het kroost een kostelijker erfenis dan geld of goed’.

Strenge zedelijkheidswet
In het begin van de twintigste eeuw verdedigde de liberale gynaecoloog Hector Treub het concept abortus provocatus als een medische ingreep die vrouwenlevens kon redden. Zijn vrouwelijke collega Catharine van Tussenbroek was zijn medestander. Paradoxalerwijs criminaliseerden ze daarmee elke vorm van zwangerschapsbeëindiging die niet door een arts was goedgekeurd. Treub steunde ook de strenge Zedelijkheidswet van katholieke politicus Regout in 1911, net als de christelijke partijen. Alle seks die niet gericht is op voorplanting werd daarmee problematisch. Sindsdien staat abortus in het Wetboek van Strafrecht.

In de VS maar ook elders dreigt alweer een baarplicht voor vrouwen. Daarom pleit Dehue voor de introductie van een ‘allroundpil’, waarmee vrouwen zonder medische interventie hun menstruaties kunnen regelen, of ze nu onbeschermde seks hebben gehad of niet. Dat past goed bij de huidige praktijk in Nederland, waar 60 procent van de abortussen vóór de zevende week plaatsvindt en het merendeel binnen twaalf weken. Wie dit boek gelezen heeft begrijpt haar pleidooi volkomen.

Eerder verschenen in Trouw en Tanny Dobbelaar

Boeken van deze Auteur: