"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het leven zelf

Vrijdag, 24 juli, 2020

Geschreven door: Roelof ten Napel
Artikel door: Liliane Waanders

Contouren van een zinkende jongen

[Recensie] ‘Twee jonge vissen zijn rustig aan het zwemmen als ze een oudere vis tegenkomen, die de andere kant op zwemt. De oudere vis knikt ze toe en vraagt: ‘Môge, jongens, lekker water?’ De twee jonge vissen zwemmen nog een stukje door, maar dan kijkt de een de ander aan en vraagt: ‘Wat is in ’s hemelsnaam water?’”

Met deze parabel begon David Foster Wallace de toespraak waarmee hij in 2005 de net afgestudeerden aan Kenyon College een duwtje in de rug richting leven gaf. In zijn Commencement Speech hield hij degenen die net student af zijn voor te waken voor standaardinstellingen en automatismen en vooral na te blijven denken en vragen te blijven stellen. Juist als iets vanzelfsprekend lijkt.

Dit is water is de titel die David Foster Wallace zijn speech meegaf. Roelof ten Napel leent deze titel en plakt hem op het eerste hoofdstuk van zijn roman Het leven zelf. In dit eerste hoofdstuk ligt de focus op Amos, een verdienstelijk wedstrijdzwemmer die echter al op de eerste bladzijde van Het leven zelf besluit dat nog meer trainen geen zin heeft: veel sneller dan nu zal hij nooit worden. Hij stopt. Zo vastbesloten als hij wat dit betreft is, zo onvoorbereid lijkt hij op al het andere dat op zijn pad komt. Hij heeft nog nergens echt over nagedacht en verwacht dat alles vanzelf op zijn plek zal vallen. Die indruk wekt hij. Dat zwemmen misschien wel het fundament onder zijn bestaan is, daar heeft hij nooit bij stilgestaan.

Amos is in alle hoofdstukken – het zijn er negen, waarna ook nog een serie foto’s met bijschriften volgt – van Het leven zelf de grote aanwezige. Mensen die in zijn leven meer dan passanten waren, hebben het over hem. Verkeren met hem. Verhouden zich tot hem en hun herinneringen aan hem. Al is Amos er zelf vanaf enig moment niet meer, zijn contouren worden door alle elkaar overlappende en aanvullende verhalen steeds duidelijker. Samen leggen de anderen bloot wat Amos over het hoofd gezien heeft: dat er meer lijn zat in wie hij was en wat hij deed dan hij vermoedde. Dat hij er voor die anderen toe deed.

Boekenkrant

In de leegte die Amos achterlaat, stellen de anderen zich kwetsbaar op en vragen zich af of ze niet tekortgeschoten zijn. Terwijl het over Amos gaat, hebben ze ook en soms zelfs vooral over zichzelf. Aan wat onopgemerkt bleef, en dat kunnen hele kleine dingen zijn, wordt betekenis gegeven. Waarde toegekend of geconstateerd dat het te weinig op waarde geschat is.

Dat klinkt, zeker met de parabel van David Foster Wallace in het achterhoofd, weloverwogen en geconstrueerd. (Dit is water is bovendien niet de enige titel die aan een bestaand werk ontleend is. Ooit weefde ik kronen is zijn vertaling van Anne Carsons vertaling van fragment 125 van Sappho (door Mieke de Vos vertaald als: “Toen ik jong was vlocht ik kransen…”), er is een titel die verwijst naar de verzamelde essays van Simone Weil en één die op psalm 42 slaat.)
En zo – alles overwegend om daarna met het nodige passen en meten personages en levens in elkaar te schuiven – zal Roelof ten Napel ook te werk gegaan zijn. Maar zijn tweede roman maakt ondanks dat  een organische en een bijna terloopse indruk.

Dat heeft alles te maken met het op de huid zitten van zijn personages, maar ook met het in de geest van het geheugen springen door de tijd, én de directe en concrete manier waarop hij Amos en zijn familie/vrienden laat zeggen wat er eigenlijk al veel eerder gezegd had moeten worden. En misschien ook met de niet uitgesproken verbazing over verantwoordelijkheid moeten dragen voor eigen en andermans leven die onder de oppervlakte van Het leven zelf sluimert.

Eerder verschenen op Hanta

Boeken van deze Auteur: