"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Historische Verhalen. Verhalenbundel VII

Dinsdag, 1 augustus, 2023

Geschreven door: Rik van der Vlugt
Artikel door: Jan Stoel

Sterke vertellingen die de historie kleuren

[Recensie] Tussen april en oktober zie je ze statig door de lucht zweven: luchtballonnen. Een majestueus gezicht en als het meezit kun je de luchtreizigers zien zwaaien naar de mensen op de grond. In 1785 werd op een andere manier naar een luchtballon gekeken, zo blijkt uit het verhaal De grutto van Martin de Brouwer. Het is een van de tien verhalen in de zevende verzamelbundel Historische Verhalen. In die verhalen wordt door auteurs gezocht naar een historisch feit, of een leemte in de geschiedenis. Schrijvers laten vervolgens hun verbeeldingskracht werken.

Het mooie van deze bundel is dat aan de verhalen een addendum bevat waarin wat echt gebeurd is en wat fictie is uit de doeken gedaan wordt. In het geval van De grutto blijkt dat De Brouwer dicht bij de historie is gebleven. In 1785 werden twee luchtballonnen tentoongesteld bij de Nieuwe Doelen in Den Haag. De grootste van de twee werd op 9 juli overgebracht naar de tuin van Paleis Noordeinde en koos uiteindelijk het luchtruim. De Fransman Jean Blanchard was de pionier die de ballonvaart over de wereld verspreidde. Niet iedereen was zo enthousiast over dit nieuwe fenomeen en het geloof moest er niets van hebben. Zo’n ballon moest lek geprikt worden! Martin de Brouwer maakt er een heerlijk én spannend verhaal van waarin Mayke, een dienstmeid van het platteland, tegen de wil van haar vader naar Den Haag trekt en zelfs in de ballon terechtkomt. Het verhaal gaat in op het spektakel van de vlucht (de zakken ballast die naar beneden gegooid worden zouden zo maar eens gevaar kunnen opleveren), de verschillen tussen stad en platteland, tussen rijk en ‘arm.’Hij verweeft er een liefdesverhaal in en zelfs onze nationale vogel, de grutto. Hoe zal het met Mayke aflopen?

Sterk-zwak
In twee verhalen staan sterke vrouwen centraal. Marloes Jongewaard schrijft over Joséphine de Beauharnais, die als ex-echtgenote van Napoleon zichzelf wilde handhaven ten overstaan van de Russische bezetters en tsaar Alexander rondleidt in haar Malmaison. Ze zorgt ervoor dat haar kinderen gespaard blijven voor verbanning. Jongewaard schrijft mooie zinnen als “tijd was stroperig als vergeten honing” en Joséphine denkt na over de tocht van Napoleon naar Rusland, “over soldaten die vergoed verstild zouden zijn onder de sneeuw”. Zo’n zin zet meteen de verbeeldingskracht aan het werk.

Carina Bottema laat haar verhaal in 1663 in Amsterdam afspelen. Een vrouw moet zich staande houden in de stad waar de hygiëne nog uitgevonden moet worden. Het verhaal speelt midden in de meest beruchte pestperiode waarin 10% van de Amsterdamse bevolking om kwam. Je beleeft alles vanuit het ik-perspectief en je bevindt je echt in het hoofd van het hoofdpersonage Trijntje. Ze wordt getroffen door de pest. Bottema beschrijft de situatie in de stad en de gang van zaken in het pesthuis indringend. Je ruikt de stad als het ware. Als ze aangerand wordt op straat staat er: “Hij ruikt als de kromgetrokken houten vloer van het bierhuis waar mijn moeder vroeger werkte tegen kost en inwoning.” Zo’n zin vertelt ook over de sociale omstandigheden. Zelfs Hendrickje Stoffels, de laatste echtgenote van Rembrandt heeft een plekje in het verhaal.

Schrijven Magazine

Marjet Marks beschrijft de zwakke Sultan Mohammed XII Abu Abdallah, de laatste Moorse koning van Al-Andalus, die in 1492 Granada afstond aan de christenen. Daardoor kwam er een einde aan een periode waarin de islamieten het land op een bijzondere wijze ontwikkeld hadden, “terwijl de rest van Europa zich nog in de donkere middeleeuwen bevond”. Hij was een man die te toegeeflijk was en zelfs zijn kinderen afstond om die een christelijke opvoeding te geven bij de Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië, aan wie hij Granada af moest staan. “Huil als een vrouw en huil als een kind om wat je als man niet hebt weten te verdedigen,” zou de moeder van de sultan gezegd hebben.

Muziek en metamorfose
De bundel bevat louter sterke verhalen. Victor Lemstra belicht een periode uit het leven van componist Jean Sibelius. Hij laat de inspiratie die Jean uit de natuur haalde en de emotie van zijn muziek weerklinken in literair proza. Geen geringe prestatie. Sibelius wilde muziek en natuur één laten worden. Prachtig is de passage waarin hij schepen met muziek weet te verbinden: “de machinekamers […] roffelden als pauken, de kajuitvensters veranderden in de flonkerende ogen van mythische zeedieren. Iets dergelijks doet Key Tengeler in Metamorfose dat zich in augustus 410 afspeelt als Rome door de Visigoten wordt geplunderd. Hij verbindt zijn verhaal over twee geliefden met het mythische verhaal van Daphne en Apollo, zoals dat bij Ovidius is te lezen.

Avontuur
In drie verhalen staat het avontuurlijke centraal. Danique van der Rijt-de Ridder heeft het over wat in het Belgische Mesen tijdens de Eerste Wereldoorlog plaatsvond. Met kerst 1914 kwamen Britten en Duitsers uit de loopgraven, begroeten elkaar en voetbalden met elkaar. Het bleek dat de oorlog helemaal niet zo avontuurlijk was als Britten en Duitsers vooraf gedacht hadden. Het was ‘de hel’.

Een schitterend verhaal van Ayleen Anders speelt zich in 1672 af in De Zilverberg, de Cerro Rico in Potosí, Zuid-Amerika. Het zilver dat daar gewonnen werd financierde onder meer de Tachtigjarige Oorlog, maar zorgde en zorgt ook voor een aantasting van het milieu. Tienduizenden mensen werden ieder jaar door de berg opgeslokt en overleefden de dwangarbeid voor het Spaanse rijk niet. Het is dus echt : “de berg die mensen eet.” Er wordt nog steeds zilver gewonnen.

Sandrine van der Velde heeft een verhaal geschreven over Al-Mokha, een stad in Jemen. Het gebeuren speelt zich af in 1616 en laat zien hoe mensen door het avontuur aan te gaan ver kunnen komen in hun leven. Abbud wordt landbouwer op een koffieplantage, verlaat zijn ouderlijk huis, komt later terug en vertrekt weer en wordt succesvol. De uitspraak “Als Allah het wil, kom je weer terug” markeert het eerste en het laatste deel van het verhaal. De auteur maakt het verhaal zo mooi rond. En de plaats A-Mokha leeft voort in de koffiesoort mokka.

Een avontuurlijke zoektocht naar nieuw perspectief kan je geest ook vertroebelen. Dat laat Pardadies am Ei zien. Het beschrijft het leven van migrant Johann in 1817 die vanuit Hessen naar het rijke leven in Amsterdam willen trekken. Auteur Paul Christiaan Smis trekt je dit topverhaal in, weet je betrokken te maken bij de handeling en beschrijft het doorzettingsvermogen van Johann Kaffenberger om naar het Paradijs aan het IJ te trekken. De stijl van Smis is geweldig met een zin als: “Je stinkt zo dat de bladeren van de bomen vallen en de weg van de walm opkrult.” En even verder als Johann Amsterdam bereikt: “De gracht ruikt net zoals jouw kleren.” En of Amsterdam nou echt het Paradijs is voor Johann? Lees het in deze heerlijke bundel.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow