"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: In bevingen bestaan wij

Maandag, 6 mei, 2024

Geschreven door: Dietske Geerlings
Artikel door: Jan Stoel

Blijf denken!

In bevingen bestaan wij is de titel van de nieuwste novelle van Dietske Geerlings. Geerlings werk is via haar website gratis te downloaden, maar het is natuurlijk wel sympathiek een gedrukt exemplaar in huis te hebben. In haar vorige novelle Lubabah of hoe namen in de wind was duidelijk de invloed merkbaar van Het leven van de geest, het belangrijkste werk van Hannah Arendt. Arendt heeft het over wat de menselijke geest vermag: denken, willen en oordelen. Dat zie je ook in In bevingen bestaan wij. In dit werk ‘weeft’ de auteur ook gedachten en filosofieën van andere auteurs en koppelt ze muziek aan haar verhaal. Het gaat over herinneren, missen, loslaten en verbondenheid. Geerlings neemt je mee en gebruikt fictie om de lezer tot inzicht te brengen. Al die ‘bevingen’ leiden tot de conclusie dat je moet blijven denken.

Essentiële citaten
De drie inleidende citaten op de novelle geven de lezer een kader. Het begint met een fragment uit Todesfuge van Celan. Bedoelt Celan een “vlucht voor de dood” of een “vlucht naar de dood”? Een fuga is een meerstemmig stuk muziek waarin dezelfde melodie in alle stemmen van de compositie doorklinken. Dat gebeurt in deze novelle ook: steeds keert een stem (een verhaallijn) terug. Zo’n verhaallijn wordt steeds iets verder uitgebreid, maar uiteindelijk lijkt het of die verhaallijnen met elkaar vervlochten zijn; samenklinken als een fuga. Geerlings voegt als tweede een citaat van Heinrich Heine toe uit Die schlesischen Weber. Dat gaat over de ellende waaronder wevers in Silezië leden. In 1844 kwamen ze in opstand tegen uitbuiting. Het gedicht Mei van Ron Elshout (Uit de bundel: Een engel van glas) begint met de zin: “In het trottoir ligt een koperen klinker / die een naam vermeldt: iemand.” Het verwijst naar de Stolpersteine (Struikelstenen), een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Sinds 1992 legt hij messing steentjes op de stoep van het laatste huis waar slachtoffers van het nationaalsocialisme woonden. Op ieder steentje staat de naam van één slachtoffer met geboortejaar, plaats en datum van de arrestatie en de plaats en de datum waar het slachtoffer is overleden. Ze zetten je aan tot nadenken over deze mensen.

Poppenhuis als herinnering
Het verhaal begint met het beeld van zo’n vrouw die met zo’n glazen bolletje “sneeuw schudt. “Je kunt je erover verbazen dat de sneeuw na het schudden niet één keer op dezelfde manier valt, maar afhankelijk is van de bewegingen. Je schudt en het lot van de kleine wereld ligt in je handen.” De vrouw, het hoofdpersonage van wie de naam niet wordt genoemd, staat alleen voor het raam. Het is alsof ze zich “gevangen” voelt in zo’n sneeuwbol. “Loodgrijs is de lucht. Lood is binnengedrongen in deze kamer, in dit lichaam, dat zo zwaar te moede is.” Je voelt dat ze het moeilijk heeft. Haar man Baruch (dat betekent “gezegende”) is niet thuis. De kinderen zijn het huis uit en er is alleen nog een poppenhuis (symbool voor het ideale huis zoals ze zich dat verbeeldt). Kan ze het verleden loslaten? Het poppenhuis is een terugkerend motief in de novelle. Je kunt er je ideale thuis en een veilige plek mee creëren. Je kunt het inrichten zoals jij dat wilt. Het hoofdpersonage koestert dat poppenhuis, wil het bij zich houden. In de andere verhaallijnen missen mensen dat: ze zijn gevlucht of gedeporteerd.

Vasthouden
Ze mist haar kinderen enorm en een kind in het bijzonder. “Ik heb ze vast willen houden. Voor ik naar school ging fotografeerde ik mijn kinderen. Kijken is veel meer omvattend dan vastleggen. Wat is er met de tijd dat je er niet in kunt blijven?” Zo’n zin zet meteen je verbeeldingskracht aan het werk. De rest van de spullen, het poppenhuis uitgezonderd, heeft ze allemaal naar de kringloopwinkel gebracht. Onderweg kwam ze voor haar vroegere woning Stolpersteine tegen en dat levert allerlei nieuwe bespiegelingen op. “Het kwaad begint als mensen stoppen met denken,” zegt Hannah Arendt in Het leven van de geest. Geerlings maakt hier een verbinding met de ‘sneeuwbol’ en haar eigen gezinsleven uit het begin: “Om te denken over de wereld moet je je voor even terugtrekken uit die wereld, in de beslotenheid van het hoofd. Je hebt de verbeelding nodig om van alles wat je ziet en hoort, in je hoofd een beeld te vormen en over die beelden na te denken. […] Als je je daarentegen blind staart op waarheid en vooruitgang, loop je het risico dat je de waarheid hebt gevonden, dat je stopt met denken en in die waarheid gaat geloven.” Het is de kern van het verhaal. De Stolpersteine zorgen voor herinneringen, zorgen voor verbinding naar het verleden, maar ook naar het loslaten. Daar past ook de papaver op cover van deze novelle mooi bij. De klaproos is een symbool voor de dodenherdenking (de Engelsen herdenken WO I met klaprozen (poppy’s), maar staat ook voor troost. Als alles verwoest is is de klaproos namelijk de eerste bloem die weer groeit.

Echte waarden?
Het stoppen met denken over de echte waarden in het leven en het volgen van de ‘waarheid’ komt op allerlei manieren terug: ze denkt na over Holocaust (=brandoffer) en Shoah (=catastrofe), de gruweldaden van de nazi’s komen voorbij, bijvoorbeeld de Lebensbornhuizen van Himmler om een sterk Arisch ras te krijgen. Ook de dwang van bijvoorbeeld het leerlingvolgsysteem en allerlei conflicten op school (de hoofdpersoon is lerares Frans op een middelbare school), de omgang met vluchtelingen (het feit dat men afkeurt dat er Palestijnse vlaggen te zien zijn in het straatbeeld, maar dat Oekraïense vlaggen wel mogen), het zijn allemaal kleine “bevingen” die je tot nadenken moeten aanzetten. “Hoe troosten wij de jonge denkers die op schermen de godganse dag de hele wereld zien langskomen en zich onophoudelijk tot die wereld proberen te verhouden zonder daarin ooit rust te vinden”. Het zijn zaken die de auteur zelf bezig houden. Denken, willen, oordelen zou Arendt zeggen.

Je moet tijd nemen voor het verhaal van Geerlings. In haar taal, die je poëtisch kunt noemen, creëert ze ruimte. Dat betekent dat iedereen er zijn eigen verhaal in kan lezen. De maatschappelijke betrokkenheid is een rode draad in haar werk. “Om elkaar echt te verstaan moet je dezelfde taal spreken,” denkt de vrouw. “Er zit een draadje los” is de laatste zin uit de novelle.



Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Nederlandse Natuurkundige Vereniging

Leesadvies voor jongeren

Een novelle over herinneren, missen, loslaten en verbondenheid.