"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Zijn jongen

Zondag, 21 april, 2024

Geschreven door: Carry Slee
Artikel door: Nico Voskamp

Een zachte afrekening

“Iedereen kon doodgaan, maar mijn vader niet. ‘Slee heeft het eeuwige leven,’ zei hij altijd. Natuurlijk wist ik dat het onzin was. Mijn vader dood? Zomaar plotseling? Hij was ijzersterk en nooit ziek. Hij leed alleen aan migraine. Daarom had hij altijd een buisje Chefarine 4 op zak. Zodra de hoofdpijn opkwam boog hij zijn hoofd naar achteren, hield het buisje voor zijn mond en liet een aantal pillen naar binnen glijden.”

Zo begint Zijn jongen; het verslag van de dood en het afscheid van de vader van Carry Slee. En de afrekening. Want ook dat ademt dit deel 4 van de reeks boeken die Slee maakte over de getroebleerde verhouding met haar ouders. Wie die eerdere boeken las, plonst in een koud bad van herkenning. 

Automatisch onzinnig moedercommentaar
Slee is op weg naar haar moeder. In de auto memoreert ze situaties die ze met haar vader heeft beleefd, gekruid met het onnavolgbaar automatisch onzinnige commentaar van haar moeder daarop. Als u de voorgaande drie delen heeft gelezen, zal dit deel van het boek weinig verrassend zijn. Interessant wordt het pas in deel 2, pag. 99. Daar komt ze aan bij haar moeder:

“Bovenaan de trap in de deuropening stond mijn moeder. Ik zag het in een oogopslag. Ze had geen waan. En het was ook geen grapje. Papa was dood. Het verdriet dat ik de hele weg had weggedrukt, kwam boven. Mijn vader was dood. Ik rende de trap op naar mijn moeder. Ik moest haar vasthouden en troosten. Dat had ik zo vaak gedaan. Nu wilde ik dat ze mij ook troostte. Ik was mijn vader kwijt.
‘Mama!’ Ik was boven en wilde haar vastpakken, maar mijn moeder deed een stap achteruit.
‘Wees alsjeblieft flink,’ zei ze. En net als vroeger deed ik wat ze vroeg. ‘Kom maar gauw binnen,’ zei ze.
Ik wilde nu eindelijk weten hoe het was gegaan.
‘Ik heb je onderweg gebeld,’ zei ik. ‘Je nam niet op.’
‘Dat kan, dan was ik naar de box beneden. Dat doe ik elke dag na de lunch. Ik heb mijn meloen opgehaald. Die eet ik ‘s avonds na het eten. Verrukkelijk. Het sap druipt langs je lippen. Daar hoef je niet voor naar de groentejuwelier. Weet je waar ik die koop?’
Ik hoefde geen antwoord te geven, want ze zei het al…“

Boekenkrant

Vintage Slee, deze entree. Gewoon feitelijk weergeven wat er gebeurt, wat er gezegd wordt – en eigenlijk vooral wat er niet gezegd wordt – de lezer haalt er de emoties moeiteloos uit.

Langzaam maar meedogenloos
En dit is nog maar de ontmoeting en confrontatie met haar moeder. Langzaam maar meedogenloos ontrolt de schrijfster de band die ze met haar vader had. Een sjacheraar was het, een vrijbuiter en een platte lolbroek. Altijd was hij bezig met een handeltje en/of een affaire met een andere vrouw, altijd onderweg ook. Politiek correct was hij niet echt; integendeel. Vooral tegen zijn eigen gezinsleden was hij bot en chagrijnig.

De relatie met Carry was niet anders. Hij noemde haar ‘zijn jongen’, niet toevallig ook de titel van het boek. Slee ervoer dat terecht als kwetsend/denigrerend, maar hij bleef die term hanteren. Emotionele chantage en -schade in ruime mate dus, die ze in het laatste deel van het boek in de spreekwoordelijke achteruitkijkspiegel zonder oordeel, maar daardoor des te duidelijker in your face, laat zien.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Leesadvies voor jongeren

Subtiel verwoorde ouder/kind kleinering.