"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Antonia

Vrijdag, 14 juli, 2023

Geschreven door: Paolo Cognetti
Artikel door: Marnix Verplancke

Paulo Cognetti vertelt het verhaal van dichteres Antonia Pozzi

Gewrongen tussen haar sekse en haar klasse en niet bij machte een man mee te lokken naar haar geliefde Dolomieten, pleegde de Italiaanse dichteres Antonio Pozzi in 1938 zelfmoord. Paolo Cognetti vertelt haar verhaal aan de hand van haar brieven, foto’s en gedichten.

[Recensie] Het moet even voor de middag geweest zijn, toen een paar nietsvermoedende Milanezen op 2 december 1938 een jonge vrouw met tranen op de wangen de stad uit zagen rijden in de richting van de twaalfde-eeuwse abdij van Chiaravalle. Misschien herkenden ze haar wel als de lerares Italiaans, Latijn, geschiedenis en aardrijkskunde van de lokale lagere school, mevrouw Pozzi, maar wat ze ongetwijfeld niet konden bevroeden is dat het de laatste keer was dat ze haar zouden zien. Net voor ze de abdij bereikte, stapte de vrouw immers van haar fiets, ging in het gras liggen en slikte alle slaappillen die ze had in een keer door.

Bergen
Antonia Pozzi, nog maar 26 toen ze stierf, wordt vandaag gezien als een van de origineelste dichters die Italië ooit heeft voortgebracht. Langs moederszijde was ze de kleindochter van een gravin en alhoewel haar vader Roberto niet van rijke komaf was, wist hij zich als advocaat gespecialiseerd in internationaal recht in geen tijd op te werken in de industriële kringen van Milaan. Ze woonden in een van de beste buurten van de stad en hadden een villa in Pasturo, even verderop, met een fantastisch zicht op de bergen die op de jonge Antonia een veel grotere aantrekkingskracht uitoefenden dan de burgers om haar heen, met hun schijnheilige maniertjes en hoogdravende taal. “De bergen zijn een onovertroffen oefenschool voor lichaam en geest,” schreef ze in een van de vele brieven die ze haar vrienden stuurde.

Het is door die brieven dat we zicht hebben op Antonia’s korte leven, want haar vader vernietigde na haar dood veel andere bronnen. Voor Roberto was de zelfmoord van zijn enig kind een blamage. Ze was aan een longontsteking gestorven door in het natte gras te gaan liggen, herhaalde hij steeds weer. Hij verbrandde haar dagboeken, ongeveer de helft van haar gedichten en uiteindelijk ook het afscheidsbriefje dat ze naar haar ouders had gestuurd. Jaren later beweerde hij zich nog precies te herinneren wat erin had gestaan en schreef hij het opnieuw neer, over de “zenuwkwaal” waaraan ze leed, en het gebrek aan “een standvastige, continue, trouwe liefde die het doel en de vervulling van heel mijn leven had moeten zijn.”

Kookboeken Nieuws

Dolomieten
Voor Paolo Cognetti, de auteur van het immens succesvolle en verfilmde De acht bergen, klinkt het allemaal wat nep. Zo zou de dichteres het nooit uitgedrukt hebben, schrijft hij op het einde van Antonia, het boek dat hij aan de dichteres wijdde, die woorden lijken toch te veel uit de mond van een advocaat te komen. Maar dat Antonia zich niet begrepen voelde, zowel in haar werk als in de liefde, ontkent hij niet in zijn boek dat vooral uit gedichten, brieven en foto’s van de jonge vrouw bestaat. Foto’s inderdaad, want als geen ander wist ze de ruwe schoonheid van de Dolomieten op de gevoelige plaat vast te leggen, iets waar Cognetti natuurlijk niet stoïcijns bij blijft.

Net zomin als bij de eenzaamheid van de dichteres trouwens, door hoeveel vrienden en kennissen ze soms ook omringd geweest moge zijn. Haar eerste grote liefde was Antonio Cervi, de leraar van wie ze op haar vijftiende een jaar klassieke talen kreeg, waarna hij naar Rome verhuisde. Vier jaar lang, tot in 1933, zou ze met hem corresponderen. Soms zagen ze elkaar, zoals in Londen bijvoorbeeld waar Antonia een zomer Engels ging studeren en hij een maand kwam logeren, maar dat was uitzonderlijk. In 1929 vroeg hij Roberto om haar hand, maar die zag zijn zeventienjarige dochter niet meteen met haar leraar trouwen en weigerde dus. Het waren vier lange jaren van steeds verder wegdrijven van elkaar. Of er ooit iets lichamelijks geweest is tussen de twee is onbekend. Toen duidelijk werd dat het nooit iets zou worden, schreef Antonia hem een laatste brief. Het enige waardevolle wat hun liefde uiteindelijk had opgeleverd was poëzie, schreef ze, en daarom had ze een boekje gemaakt met haar tien beste gedichten. Ze voegde het bij de brief: Het gedroomde leven.

Eenakter

“Zie je:
dit is mijn
verzonnen kind

Ik heb een hansopje
voor hem gehaakt
van witte wol.

Hij kan ook ‘mama’ zeggen –
heus –
als je hem op zijn rug legt.

Leg hem even
in mijn armen:
kijk,
heb je gehoord
hoe hij
‘mama’ zei?

Dit is mijn kind –
zie je –
mijn verzonnen
kind.”

Splijtzwam
Niet alleen Roberto’s weigering om zijn dochter te laten trouwen met Cervi ondermijnde de relatie, misschien was religie nog wel een grotere splijtzwam. Cervi was diepgelovig en eiste dat Antonia dat ook zou worden, wat zij halsstarrig weigerde. God was geen zaak van kerken en priesters, zei ze, maar wel van bergen en poëzie. Hij was een kracht inherent aan de dingen die alleen via de taal tot leven kon worden gewekt. Toen haar vriendin Lucia in 1930 besliste om non te worden en zei dat ze wou opgaan in het goddelijke, repliceerde Antonia dat ze in feite niet meer deed dan zich terugtrekken in een dode wereld, en zich daarbij afsluiten van een wereld die zichzelf onophoudelijk vernieuwde. “De meest ellendige gedachte is deze,” schreef ze in een brief, “dat ik ’s avonds nog een weiland in kan lopen, onder de vrije sterren, en dat zij alle verdere avonden van haar leven in een slaapzaal zal doorbrengen, naast twaalf bedjes van onbekende kleine meisjes. Haar verdwijnen laat een onuitwisbaar spoor achter: en als ik naar alle mooie dingen kijk die haar ontnomen zijn, zal ik daar vol vreugde van genieten, en tegelijkertijd vol verdriet zijn om haar, zo ver weg, die er nooit meer om zal genieten.”

Ook haar tweede geliefde, Remo Cantoni, die ze in de herfst van 1934 ontmoette toen ze aan de Milanese Staatsuniversiteit studeerde, bleek haar liefdeslyriek niet waard te zijn. Hij kwam uit de lagere burgerij en stak niet onder stoelen of banken dat hij neerkeek op de profiterende klasse waartoe Antonio behoorde. “Wat een lekker leventje leiden jullie rijken,” zei hij nadat ze hem een avondje had meegenomen naar de Scala, en dus vond hij net als Cervi dat ze moest veranderen. Hij wilde een echte vrouw van haar maken, terwijl ze dat tijdens haar wandelingen en klimtochten in de bergen natuurlijk pas helemaal kon zijn. “Ik geloof en vrees dat ik nooit een echte vrouw zal zijn,” schreef ze in een brief aan een vriend die trouwens Remo’s afkeer van haar klasse deelde, “sterker nog, ik denk dat ik, als ik onhandig tracht er een te zijn, uiteindelijk het meest waarachtige en minst banale deel van mezelf zal verliezen.”

Vrouw-zijn
Hoezeer het mannelijk gewicht op haar gemoed woog, waardoor ze het gevoel kreeg zichzelf niet langer te kunnen zijn mag blijken uit een merkwaardige passage uit een brief die ze in 1929 naar Antonio Cervi stuurde: “Het is vreselijk om een vrouw te zijn,” lezen we, ‘Inwendig voel je niets anders dan een uitzinnig verlangen jezelf te geven. U hebt gelijk als u zegt dat vrouwen niets waard zijn. Wij zien dingen eerder, maar onze ogen sluiten zich ook eerder. We ontwaren de toppen, maar als een vrouw die bereikt, is het omdat ze veel mannelijks in zich heeft.” Hoeft het te verbazen dat ze tijdens haar studentenjaren doodzenuwachtig was toen ze een aantal van haar gedichten liet lezen door een van haar professoren? En dat hij die meteen afdeed als sentimenteel en prematuur? Natuurlijk niet, want alle mannen in haar omgeving zagen haar liever de pen aan de wilgen hangen. Ze was immers zowel geestelijk als ethisch te warrig om goed te zijn, en het ontbrak haar aan wilskracht. Maar toch bleef ze schrijven, ook al verscheen er tijdens haar leven geen enkel gedicht in druk.

En dat terwijl ze heel goed wist waar ze literair mee bezig was, blijkt uit een brief die ze een jaar voor haar dood schreef aan Dino Formaggio, haar derde en laatste geliefde, en waarin ze hem tips gaf om beter te leren schrijven. “Ik ben een flaubertiaan”, zegt ze, “iemand die niet gelooft in geniale invallen of wonderen, maar wel in werken, werken en nog eens werken. Natuurlijk mag je voorbeelden hebben, maar word geen epigoon. Probeer op hun schouders te klimmen om met hun kennis en kunde iets hogers te bereiken, iets universelers ook, want het louter particuliere kan maar weinig lezers bekoren. Primitiviteit, naïviteit en spontaniteit mogen misschien wel sympathiek zijn, grote kunst maak je er niet mee. Smaak, daar draait het allemaal om. Die wijst op lenigheid van de geest en beheersing van de eigen middelen.” “Smaak,” schrijft ze, “is als een spier. Je moet ze trainen zodat ze sterker wordt.” Dat Dino later een gevierd filosoof en kunstcriticus werd heeft hij misschien wel een beetje aan Antonia te danken.

Fotograferen
Maar haar liefde voor Dino veranderde haar ook. Hij was een fervent socialist en antifascist, wat haar vader, fier partijlid sinds 1934 en podestà van Pasturo – een soort door de fascisten benoemde alleenheerser – er trouwens niet van weerhield hem bij hen thuis uit te nodigen. Dino liet haar kennismaken met het harde leven in de arbeiderswijken, waar ze oog kreeg voor armoede en miserie. Opeens begon ze mensen te fotograferen in plaats van bergen, wasvrouwen, herders en volkse kinderen met vuile gezichten en gescheurde kleren. Samen met een vriendin ging ze zelfs aan de slag in de daklozenopvang, wat inspiratie opleverde voor een van haar mooiste gedichten.

Via dei Cinquecento

“Zwaar hangen tussen ons tweeën
te veel ongezegde woorden

en de ongestilde honger,
de kreten van niet getrooste kinderen,
de borst van tuberculeuze moeders
en de stank –
stank van vodden, uitwerpselen, lijken –
die door mistroostige gangen kronkelt

vormen een haag die kermt in de wind
tussen jou en mij.

Maar buiten
spreken twee grote roerloze lichten onder nevelige sterren
van brede mondingen
en water
dat naar het land stroomt;

en elke kling van licht, elke kerk
zwart tegen de hemel, elke stap
van armoedige, afgetrapte schoenen

voert door luchtige straten
eerbiedig
mij naar jou.”

Antonia bleef echter altijd haar ‘alpenhutdroom’ koesteren, samen met Dino naar de bergen trekken, kinderen krijgen en een eenvoudig leven leiden. Zielsveel hield ze van hem, ook op die eerste december 1938, toen hij in tegenstelling tot hij altijd had laten uitschijnen, zei toch niet met haar te willen trouwen. Ook hij kreeg een afscheidsbrief.

Eerder verschenen in Knack

Boeken van deze Auteur:

Het geluk van de wolf

Zonder de top te bereiken

Sofia draagt altijd zwart