"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview: Beneden in het dal

Vrijdag, 8 maart, 2024

Geschreven door: Paolo Cognetti
Artikel door: Marnix Verplancke

Een duistere, dreigende roman

Er ontbrak iets aan zijn portret van de Italiaanse Alpen, besefte Paolo Cognetti, al die vorige boeken waren zo verdomde positief en zonnig geweest. En dus schreef hij een duistere, dreigende roman, Beneden in het dal. “Ik ben nu echt wel klaar met die bergen,” zucht hij, “mijn volgende boek speelt in de stad.”

“Kijk,” zegt hij opeens tijdens ons Zoom-gesprek, terwijl hij zijn computerscherm naar de hond draait die naast hem op het tapijt ligt te slapen, “Dit is Lucky.” Dat Paolo Cognetti iets met honden heeft wisten we al lang, en dat Lucky, zijn inmiddels twaalf jaar oude kruising tussen een border collie, een setter en nog een paar rassen, zijn beste vriend is ook. Zowel in Milaan als in het bergdorp waar zij per jaar een maand of vier doorbrengen kun je hen tegen het lijf lopen. Soms leidt het baasje de hond, maar even vaak gaat het omgekeerd.
Dat Cognetti ook beklemmend over honden kan schrijven mag blijken uit het eerste hoofdstuk van zijn nieuwe roman Beneden in het dal, waar we twee honden volgen, een net volwassen geworden teefje en een grote reu die zich als eender welke tiran een weg moordt naar de top. Iedere reu die hij tegenkomt gaat hij te lijf en bijt hij de strot door. Het teefje blijft trouw aan zijn zij, tot er een groepje mensen met geweren opduikt en de sfeer meteen gezet is voor de rest van het boek waarin de honden, net als Lucky tijdens het interview, alleen op de achtergrond aanwezig zijn.
Centraal staan immers twee broers, Luigi en Alfredo. De eerste is bosopzichter, de tweede sinds hij zeven jaar eerder na een gevangenisstraf van anderhalf jaar naar Canada vertrok houthakker. Maar Alfredo is terug, omdat hun vader zich na zijn kankerdiagnose een kogel door het hoofd heeft gejaagd en de erfenis geregeld moet worden. Luigi wil samen met zijn zwangere vrouw Elisabetta zijn ouderlijke huis in het nog zeven inwoners tellende berggehucht Fontana Fredda betrekken en wil daarom Alfredo’s uitkopen. Makkelijke deal, gaat die erop in, tot hij in een bar hoort dat er een skipiste in het dorp aangelegd gaat worden en hij vermoedt dat zijn broer hem een veel te lage prijs biedt.
Beneden in het dal is een boek vol dreiging en geweld, over kansloosheid en het verleden dat nooit echt voorbij is ook, maar toch vooral over wat het betekent om broers te zijn, want zoals Cognetti in zijn nawoord schrijft, zonder Bruce Springsteens Nebraska was de roman er wellicht nooit gekomen. En dan vooral zonder het nummer ‘Highway Patrolman’, denken we, met daarin die ene zin die Beneden in het dal genadeloos bij de lurven vat: “When it’s your brother, you sometimes look the other way”.
“Misschien schrijven we iedere keer wel variaties op hetzelfde verhaal,” vertelt Cognetti over zijn nieuwe roman. “In De acht bergen had ik het over twee vrienden die uiteindelijk ook twee broers waren omdat ze een vader deelden. Hij liet hen een huis na om herop te bouwen. Hier hebben we een vader die sterft en zijn huis nalaat aan zijn zonen die het niet willen als ze dit samen moeten aanvaarden. De twee boeken vertrekken vanuit eenzelfde premisse, maar gaan nadien een volstrekt andere kant. Misschien is Beneden in het dal wel de donkere keerzijde van De acht bergen. Wanneer je in een dal staat, heb je altijd een zonnekant en een schaduwkant. De acht bergen ging over de zonnekant, over vriendschap en liefde, terwijl Beneden in het dal eerder over dood en geweld gaat. “

Het is inderdaad een donker boek.
“Ik begon er een jaar of vier geleden over na te denken. Ik had al vaak over de bergen geschreven, maar er ontbrak iets. Het ging altijd over het positieve, over de wijze waarop die bergen een authentieker en beter mens van je maken, zoals ik het zelf ervaren had trouwens, maar al die tijd zag ik dat de realiteit ook anders was. Ik zag dronken politiemensen op café, ik zag jagers die het nergens nauw mee namen en ik zag heel wat woede en machteloosheid. Ook daar moest ik het over hebben, vond ik, anders zou mijn portret van de bergen niet volledig zijn. En dat is het nu. De voorbije tien jaar heb ik vijf boeken geschreven die in de bergen spelen en ik ben klaar met het onderwerp. Het boek waar ik nu aan bezig ben speelt in de stad.”

Voor altijd? Mag ik daaraan twijfelen? Je keert ooit terug naar je Alpen.
“Best mogelijk. Ik bracht als kind de zomervakanties door in de bergen, samen met mijn ouders. Dat was voor mij het paradijs. Toen ik een jaar of dertig was, maakte ik een heuse crisis mee en besloot ik te vertrekken, op zoek naar het verloren geluk. Ik ontdekte dat dit een nauwer contact met de natuur inhield. Volgens mij is dat trouwens de essentie van de klimaatcrisis, dat de kloof tussen mens en natuur te groot is geworden. Ik zit momenteel in Rome, waar ik een film monteer die ik vorig jaar in de Alpen heb gedraaid, over de verdwijnende gletsjers en de steeds droger wordende zomers. Ik woon inmiddels vijftien jaar in de bergen en ik zie het verschil met mijn eigen ogen. Ons grootste probleem is water. Vooral de voorbije twee jaar heeft het in de zomer opvallend minder geregend dan voorheen. Vroeger gebeurde het nooit dat we op het einde van de zomer geen drinkwater meer hadden. Nu moeten we terugvallen op tankwagens die water rondbrengen, alsof we opeens in Sicilië wonen. De zomer breekt tegenwoordig al op het einde van mei aan. Van dan af is er praktisch geen regen meer.”

Schrijven Magazine

Zorgt die kloof tussen mens en natuur er niet voor dat we een volstrekt fout beeld hebben van die natuur, alsof het allemaal peis en vree zou zijn en alles draait om worteltjes kweken?
“Precies, we hebben steeds vaker een idealistisch beeld van de natuur in plaats van een realistisch. Ik krijg bijvoorbeeld vaak de opmerking dat ik teveel namen van bomen noem in mijn boeken. Maar voor iemand die in de bergen woont en dus in de natuur leeft, doen die namen er echt wel toe. Een lariks is een andere boom dan een spar. En de ene boom verdraagt andere condities dan de andere. Dat is wetenschap, en ik bekijk de wereld al langs om meer door wetenschappelijke ogen. We moeten kennis opdoen over de natuur als we haar willen redden. We moeten geen filosofen worden, maar wel wetenschappers.”

Toerisme komt in uw boek naar voor als een zegen en een vloek. Enerzijds brengt het geld in het laatje, maar het zorgt er ook voor dat duizenden bomen plaats moeten ruimen voor een skipiste.
“Ieder jaar is er minder sneeuw en de tijd dat we het ’s winters zonder skiërs zullen moeten stellen lijkt niet meer veraf. Misschien moeten we ons dan meer op wandelen richten. Maar hoe je het ook draait of keert, de toekomst van de bergen ligt in het toerisme. Er is gewoonweg geen andere economie. Zoals het er vandaag aan toe gaat is het echter onhoudbaar. De skipistes veroorzaken bodemerosie en maken dat het water te snel naar het dal vloeit. We moeten daarom evolueren naar een duurzaam toerisme dat het landschap niet verwoest, maar dat ook respect opbrengt voor het typische bergbestaan. We mogen het verleden niet vergeten. Het kan nooit de bedoeling zijn dat we allemaal skiliftuitbaters worden.”

Als het al niet te laat is, want steeds meer Milanezen kopen berghuizen op als tweede verblijf.
“Die huizen staan het grootste deel van het jaar leeg. Het gaat inderdaad snel. Ik ben in Milaan opgegroeid en ik heb de stad zien veranderen, vooral na 2015, toen er een wereldtentoonstelling werd georganiseerd. In 2026 komen daar nog eens de Olympische Winterspelen bovenop. De stad krijgt erdoor veel internationale aandacht en daar springt de toeristische sector meteen op. Kom naar Milaan, proclameert die, want je hebt hier alles. Je hebt natuurlijk de historische stadskern, de mode en de design, maar je hebt ook ‘Milan Lake’ – zoals ze het Comomeer aan de Amerikanen verkopen – en de kusten van Milaan, wat in realiteit de Ligurische kusten zijn en ook nog eens de Milanese Alpen. Milaan is een octopus die het Noordoosten van Italië in zijn grijparmen dreigt te versmachten en daarbij iedere lokale cultuur van de kaart veegt. Het is een jammere evolutie. Iedere grintweg die vervangen wordt door asfalt maakt dat een lokale gemeenschap bereikbaar wordt, en vervolgens sterft.”

Milaan ziet de bergen ook als de ideale plek om verontreinigd afval te dumpen, zoals u in de roman kort aanraakt?
“Ja, waarna die verontreiniging uitloogt in onze rivieren die vervolgens naar Milaan stromen. Fraai staaltje ironie is dat. Noord-Italië is vanouds een sterk geïndustrialiseerde regio. Daar zaten nogal wat chemische bedrijven bij die de omgeving verontreinigden, waardoor de grond afgegraven moest worden. En ook de gebouwen zelf waren verontreinigd en werden afgebroken. Niemand weet precies waar al dat vervuilde materiaal naartoe is. Een deel is uitgevoerd naar Oost-Europa, een ander deel werd door de Camorra in Zuid-Italië gedumpt en de rest werd in de Alpen gestort. Wanneer er een dode rivier wordt aangetroffen, weten we genoeg.”

Op een bepaald moment zegt Alfredo dat het Canadese hout allemaal opgekocht wordt door China. Belgische houthandelaars klagen daar ook over. Gebeurt dat ook in Italië?
“Italië heeft geen bosbouw. Sinds het einde van WO II groeien onze bossen alleen maar, meer dan 50% op zeventig jaar. De mensen trekken weg uit de Alpen en de Apennijnen omdat er te weinig werk is, en de bossen worden steeds groter. Dat die bossen ook wel eens werk zouden kunnen verschaffen, gaat er blijkbaar niet in. Men heeft het alleen over de ecologische crisis en hoe de stedelingen vervreemd geraakt zijn van de natuur. Land- en bosbouw zijn manieren om de mens en de natuur weer dichter bij elkaar te brengen. En dan doel ik natuurlijk niet op het op industriële schaal kaalkappen van hele berghellingen, maar wel op een verstandige en duurzame exploitatie van onze bossen. Vijf jaar geleden heb ik werken laten uitvoeren aan mijn huis. Waar kwam het hout vandaan? Uit Oostenrijk. En naast dat land is Frankrijk de grootste houtleverancier van Italië.”

Heeft uw liefde voor de bergen ook te maken met het in ere houden van een traditie
“Traditie staat in de bergen gelijk aan werken en dan meestal ook samen met de natuur. Het gaat over symbiotisch leven met die natuur, zonder haar uit te putten of te vernietigen. Natuurlijk wil je hout hakken en een vuur aanleggen, maar je gaat de berg niet kaal kappen. Net zoals je de grond wel bewerkt om gewassen te kweken, maar je niet aan industriële landbouw doet. Dat is traditie, leven op het ritme van de natuur. Maar die traditie bestaat niet meer. In de Italiaanse Alpen leef je een stadsbestaan. Er is internet en je hebt overal gsm-ontvangst. Mensen hebben daardoor geen oog meer voor de natuur. Die relatie is verloren gegaan, in de jaren ’70 en ’80, samen met de laatste ‘montanaro’ die op en van de bergen leefden.”

Zijn bergmensen dan niet anders dan stadsmensen?
“Vooral het verschil tussen mannen en vrouwen valt op. In Milaan ga ik naar een café of restaurant en kom ik vrouwen tegen. Onze steden zijn vervrouwelijkt. Mannen en vrouwen leiden er hetzelfde leven. In de bergen is dat helemaal anders. Als ik daar een bar binnenstap zie ik er alleen mannen. De vrouwen zitten thuis. Een ander verschil is dat n een stad mensen de neiging hebben om zich steeds in eenzelfde sociale groep te begeven, mensen die op hen lijken. In Milaan ontmoet ik alleen maar mensen die ongeveer even oud zijn als ik en in de culturele sector werken. We gedragen ons allemaal eender en we drinken zelfs dezelfde drankjes. In de bergen ontmoet ik allerhande mensen. In de alpen woon ik in een dorp van 900 mensen. Ik ken er iedereen. Er valt niet aan de anderen te ontsnappen in zo’n kleine gemeenschap.”

En is dat ook zo beneden in het dal?
“De dalen zien eruit als buitenwijken van een stad, met fabrieken, lelijke huizen en een volstrekt verpest landschap. Mensen werken er en leven er voor de rest met hun rug naar de bergen. De schoonheid ervan interesseert hen niet. Wanneer mensen aan Italië denken, zien ze mooie steden voor zich, zoals Venetië, Firenze, Rome of zelfs de binnenstad van Milaan, maar zo zien die bergdalen er niet uit. Ze zijn lelijk en grauw, en dat heeft een invloed op de mensen die er wonen.”

Uit zich dat ook in de partijen waar zij voor stemmen?
“Mensen die het gevoel hebben dat niemand nog naar hen omkijkt stemmen rechtser. Dat is in Amerika zo en in Italië ook. Dat Italië vandaag de meest rechtse regering heeft sinds WO II is dus geen toeval. Wie zijn de mensen die voor Meloni en Salvini hebben gestemd, vragen sommigen zich af. in Milaan zul je ze niet vinden, daar zijn de socialisten aan de macht, maar wel op het platteland en in de bergen. Italië heeft net zoals alle andere landen te kampen met boeren die wegen blokkeren met hun tractoren. Zij richten zich tot de stedelingen omdat ze het gevoel hebben dat die hen niet meer kennen. En dat is natuurlijk ook zo. Ik begrijp die mensen volkomen en ik sta helemaal aan hun kant. De kloof tussen stad en platteland wordt steeds groter, en dus stemmen mensen in Amerika op Trump en in Italië op Meloni. Het probleem ligt dus niet bij de rechtse partijen die het ongenoegen van een groot deel van de bevolking capteren, maar wel bij de links die dit volkomen negeren. Traditioneel links staat tegenwoordig mijlenver van de werkmensen, zowel de arbeiders als de boeren. Het is een stedelijk fenomeen geworden. Ik ben altijd een linkse jongen geweest, en ik ben het nog steeds, maar ik begrijp niet hoe links zijn traditionele achterban verwaarloost en zich terugtrekt in universiteiten om er intellectuele spelletjes te spelen.”

Maar bieden Meloni en Salvini daar een alternatief voor?
“Ze luisteren tenminste, en ze zorgen voor werk. Het enige waar ik echt bang voor was, was de Italexit, dat ze ons uit de EU zouden halen. Dat zou nefast geweest zijn. Eens een regering gevormd, was er van die plannen echter geen sprake meer. Voor het overige is er praktisch niets veranderd. Italië is een rechts land, weet je, al sinds de jaren negentig. We hebben twintig jaar Berlusconi achter de rug. We zijn dus wel wat gewend.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Het geluk van de wolf

Zonder de top te bereiken

Sofia draagt altijd zwart