"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Roelant meets ... Jeroen Windmeijer

Maandag, 14 maart, 2022

Geschreven door: Jeroen Windmeijer
Artikel door: Roelant de By

Een kleine vier jaar geleden heb ik Jeroen Windmeijer voor het eerst geïnterviewd. Destijds was hij nog werkzaam als leraar godsdienst/maatschappijleer op een middelbare school. Sindsdien is er veel veranderd. Jeroen is fulltime schrijver geworden en heeft inmiddels een indrukwekkend œuvre opgebouwd waarin hij in thrillervorm ingaat op oude geheimen. Dat heeft hem de bijnaam de Dan Brown van de Lage Landen opgeleverd. De Stenen Goden is zijn nieuwste boek. Het mysterie van de unieke beelden op Paaseiland staat hierin centraal.
Roelant: ‘Jouw boeken staan altijd vol met informatie. Jij moet wel heel veel tijd aan research besteden elke keer.’

 width=
Jeroen: ‘Dat klopt. Voor elk boek ben ik de eerste maanden alleen maar research aan het doen. Ook de verschillende locaties waar mijn verhalen zich afspelen, wil ik bezoeken. Naast Leiden, waar ik woon, heb ik lang in Zuid-Amerika gewoond. Zo was het ook de bedoeling dat ik naar Paaseiland zou afreizen, maar door de corona situatie is dat helaas niet gelukt. Nu moest ik mij behelpen met google maps. Ik heb er natuurlijk heel veel over gelezen, heb met experts gesproken, mensen die er geweest zijn. Ik had een grote landkaart van Paaseiland, dat ongeveer zo groot is als Texel, hier in mijn kantoor op de muur geprikt, zodat ik kon weten wat hij onderweg zou kunnen zien wanneer hij zich op dat eiland verplaatste. Als ik over Leiden schrijf, weet ik precies waar alles zich bevindt, hoe de hoofdpersoon loopt. Wanneer deze langs een interessant gebouw loopt, denk ik meteen om die locatie in mijn verhaal te gebruiken. Dat was nu met Paaseiland veel lastiger. Ik weet niet hoe de ervaring is om op een eiland te zitten waar maar één keer in de week een vliegtuig naar toe gaat. Hoe het is om daar ’s nachts rond te lopen en de sterrenhemel te zien. Die ervaring heb ik niet. Hier was ik afhankelijk van andere bronnen. Ik heb het eerste manuscript laten lezen door Jan Boersema, hoogleraar hier in Leiden, die een heel mooi boek heeft geschreven over Paaseiland. En hij heeft er heel wat foutjes uit gehaald. In het nawoord vertel ik dat ik op schouders van reuzen heb gestaan. En hij is die reus.’

Roelant: ‘Het is een mysterieus eiland, zo totaal eenzaam liggend in de Oceaan, duizenden kilometers verwijderd van elk ander bewoonbaar gebied. De Noor Thor Heyerdahl gaf het eiland internationale beroemdheid door zijn vlotexpeditie daarnaartoe.’

Jeroen: ‘Hij was gefascineerd door dat eiland. Hij wilde bewijzen dat de bewoners afkomstig waren van Zuid-Amerika. Daarom ging hij met dat vlot op pad over de Oceaan om te laten zien dat zoiets mogelijk was. Dat lukte maar later bleek uit DNA onderzoek dat de oorspronkelijke bewoners helemaal niet afkomstig waren uit Zuid-Amerika, maar uit Polynesië.’
Roelant: ‘In 1722 is Paaseiland pas ontdekt.’

Boekenkrant

Jeroen: ‘Je kunt niet van ontdekken spreken, omdat er al mensen woonden. Als je het woord “ontdekken” gebruikt, lijkt het alsof het ervoor niet bestond. Jacob Roggeveen trof daar een vredelievende stam aan met wie hij diverse zaken kon ruilen in de week dat ze bij het eiland voor anker lagen.’
 width=

Roelant: ‘Erg leuk dat je in jouw boek af en toe een pagina uit Jacob Roggeveens logboek of dagboek hebt opgenomen. Die staan in leesbaar Nederlands vermeld. Heb je die teksten zelf verzonnen?’

Jeroen: ‘Nee, ik heb gebruik gemaakt van de oorspronkelijke teksten. Die heb ik wel naar het huidige Nederlands vertaald voor de helderheid, maar het zijn de originele schriften die ik gebruikt heb. Ik heb veel hulp gehad van Ron Brand, conservator van het Maritiem Museum in Rotterdam.’

Roelant: ‘Je schrijft in heel korte hoofdstukken met een heleboel cliffhangers. Dat is spannend en maakt dat je alsmaar door wilt lezen. Je springt van scènes op Paaseiland naar gebeurtenissen in Nederland, een museum in Middelburg om precies te zijn. Die twee verhaallijnen weet je prachtig met elkaar te verweven.’

Jeroen: ‘Het boek begon eigenlijk met één enkele hoofdpersoon, de conservator. En deze man ging pas op bladzijde 200 naar Paaseiland toe. Dat duurde veel te lang. Ik heb toen besloten om er een tweede hoofdpersoon aan toe te voegen, de antropologie student Anthoni die al op Paaseiland is. Die twee verhaallijnen heb ik in elkaar gevlochten.’
Roelant: ‘Hoe kwam je op het idee voor dit boek?’

Jeroen: ‘Ik had het boek De meeste Mensen deugen van Rutger Bregman gelezen. Daar staat een hoofdstuk in over Paaseiland. Dat is eigenlijk een interview met Jan Boersema over zijn boek Beelden van Paaseiland.. Ik heb hem gemaild, verteld dat ik auteur ben en heb hem gevraagd of ik een keer een kop thee met hem kon drinken. Daar is een heel leuk contact uit ontstaan. Hij vertelde me onder meer dat er in Ouddorp zo’n beeldje gevonden was, een halve meter onder de grond, wat afkomstig bleek van Paaseiland. Niemand wist hoe dat beeldje daar gekomen was. Dat was een volslagen raadsel. Toen hij dát vertelde had ik meteen mijn openingshoofdstuk. Een verhaal begint altijd met een vonkje. Tijdens de voorbereiding kwam ik er achter dat het dít jaar het precies 300 jaar geleden is dat Jacob Roggeveen op Paaseiland aankwam. [lachend] Het was geen marketing technische reden om het boek nú uit te brengen, het komt gewoon goed uit. En als ik dan zo bezig ben dan voelt het alsof je een teken krijgt, of een cadeautje, dat je op het goede pad zit. Dat had ik ook bij mijn Petrus boek. Net als Dan Brown wilde ik dat verhaal zich binnen 24 uur laten afspelen, in Leiden. Ons grootste feest hier is Leidens Ontzet op 3 oktober. Ik wilde dat verhaal laten beginnen met de vondst van het masker, dat hier in het museum ligt waar we nu zijn [het Archeologisch Museum]. En laat dat masker nu precies op 2 oktober gevonden zijn. Dat paste geweldig in mijn verhaal. En soortgelijke dingen heb ik bij elk boek van me gehad. Het klinkt misschien een beetje esoterisch, maar het geeft mij de bevestiging dat ik op het goede spoor zit.’
 width=

Roelant: ‘Hoe ziet jouw schrijfproces eruit?’

Jeroen: ‘Na de eerste twee, drie maanden van fanatieke research, ga ik het verhaal schrijven. Ik doe ongeveer 2000 woorden per dag, schrijf lekker door zonder tussentijdse verbeteringen, en heb dan na een maand of drie de eerste versie af. Mijn vrouw, ze is tolk-vertaalster, laat ik die eerste ruwe versie lezen. Na haar commentaar ga ik er nog eens heel goed doorheen. Daarna stuur ik het naar mijn redacteur Lisanne Mathijssen van HarperCollins Holland. Vervolgens duurt het nog een maand of zes, met correcties en herschrijven, tot de uiteindelijke versie klaar is.’

Roelant: ‘Naast jouw zes boeken heb je ook twee, binnenkort drie, boeken geschreven met Jacob Slavenburg. Hoe gaat die samenwerking?’

Jeroen: ‘Dat gaat heel goed. Jacob heeft alleen non-fictie geschreven. Een maand geleden publiceerde hij zijn vijftigste boek. Hij is 78 jaar oud en nog steeds heel actief. We erkennen heel goed elkaars rol. Hij heeft een ongelooflijke rijkdom aan kennis. In feite kan ik de hele researchfase overslaan als ik met hem aan een boek werk. Hij komt met de synopsis, het idee en de kennis en vervolgens ga ik aan de slag om er een fictie verhaal van te maken. Ieder hoofdstuk leg ik aan hem voor en dan praten we erover. Wanneer ik tijdens het schrijven een vraag heb, krijg ik altijd de volgende dag op een A4-tje het antwoord. Dat scheelt enorm in de tijd natuurlijk. Het is echt een gezamenlijk werk, en ons beider namen staan op de omslag. Het is eigenlijk heel wonderlijk. We hebben nu drie boeken over sterke vrouwen: Isis uit Egypte (Het Isisgeheim), Eva uit het oude testament  (Het Evacomplex) en Maria Magdalena uit het nieuwe testament. De Sterke Vrouwen trilogie noemt mijn uitgever het.’

Roelant: ‘Wat ik ook zo prettig vind in jouw boek zijn de verschillende gezichtspunten die je laat zien. Je laat bijna tegengestelde theorieën los op de vraagstukken van Paaseiland. De student wordt zelfs gewaarschuwd dat andere mensen met wie hij praat de waarheid niet vertellen. Dat is de definitie van wetenschap: alles onderzoeken en niets op voorhand uitsluiten.’

Jeroen: ‘Die stenen goden verwijzen naar mensen die vasthouden aan ideeën, terwijl ze zien dat het eigenlijk niet klopt. Dan stolt hun overtuiging, die wordt dan in steen gebeiteld. En dan worden mensen star en dogmatisch. Het gevaar daarvan is dat je andere mensen iets kunt aandoen die jouw overtuiging niet delen. Zó is het en jij denkt verkeerd. En omdat jij verkeerd denkt, moet jij heropgevoed worden of misschien wel dood. Tot jij gelooft wat ik geloof. Dat is het gevaar van orthodoxie.’

Roelant: ‘Uit ons eerdere gesprek herinner ik me jouw uitspraak: ‘Ik ben niet gelovig, maar wel heel erg geïnteresseerd in de bijbel’. Dat vind ik zo’n rare paradox. Je schrijft onder meer: ‘Geloven is iets wat je deed vaak tegen beter weten in.’

Jeroen: ‘Ja, toen ik zelf nog overtuigd Christen was, snapte ik met mijn verstand wel dat niet alle dieren van de wereld in die Ark pasten en dat de koala beer uit Australië onmogelijk naar het Midden Oosten had kunnen komen. Net als de hemelvaart van Jezus. Verstandelijk weet je dat het niet kan, maar het staat je geloof niet in de weg. Je hebt een soort wetenschappelijk bewijs dat het niet kan, maar toch geloof je.’

Roelant: ‘Je schrijft zelfs: kennis maakt soms meer kapot dan je lief is.’
 width=

Jeroen: [lachend] ‘Ja, dat is ook weer waar. Het kan relaties verzieken, soms. Als je goed met iemand omgaat en er opeens achter komt dat die persoon jou iets geflikt heeft bijvoorbeeld. Ze zeggen niet voor niets “Ignorance is a bliss”.’

Roelant: ‘Ik moet denken aan het gezegde: Het geheim van een goed huwelijk is een slecht geheugen.’

Jeroen: [lacht] ‘Soms is het beter om iets níet te weten. Een mooi Turks gezegde luidt: “Als je een vriend wil krijgen, moet je soms één oog sluiten. Om een vriend te houden, moet je soms twee ogen sluiten”. Soms is ook iets té mooi om in stand te houden en het door feiten te ontkrachten. Toen ik geloofde, merkte ik dat feiten eigenlijk een minder belangrijke rol speelden. Bij het geloof gaat het in de eerste plaats om jouw persoonlijke band met God. En als je van iemand houdt en je weet dat die ook van jou houdt, dan is dat tegen heel veel bestand. In mijn studententijd ben ik bekeerd geraakt, Christen geworden in de baptisten gemeenschap. Ik was katholiek van huis uit, maar heb me opnieuw laten dopen. Toen ik in Bolivia woonde zag ik hoe de mensen daar het katholicisme vermengden met hun oergodsdienst. Niet alleen de mensen en de dieren hebben een soort geest, maar alle dingen, ook de bergen, de wind, de regen. En je moet op goede voet blijven met al die zaken. Dat doe je door alles met respect te behandelen. Het geloof in moeder aarde, de wederkerigheid. Dat houdt in dat je datgene dat je uit de aarde neemt daar ook weer aan terug geeft. Een prachtige gedachte. Met dat in het achterhoofd kun je Paaseiland zien als een metafoor voor de wereld. Omdat in vrij korte tijd opeens alle bomen waren gekapt of verdwenen op dat eiland zodat ze geen boten meer konden bouwen. Ze konden prompt nergens meer naar toe. Zo is het ook met onze wereld. Als we alle grondstoffen opgebruiken en de aarde uitputten is het einde verhaal. We hebben maar één aarde. Daar moeten we zuinig op zijn.’

Dank je wel voor dit bijzonder interessante gesprek, Jeroen.

Roelant
Perfecte Buren

Eerder verschenen op Perfecte Buren.