"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Tere min

Dinsdag, 18 mei, 2021

Geschreven door: Dietske Geerlings
Artikel door: Jan Stoel

Kleine roman van een ontroerende schoonheid

[Recensie] In het werk van Dietske Geerlings zijn een aantal constanten te zien, die we ook in haar nieuwste publicatie, de novelle Tere min zien terugkeren. Zo is er de aandacht voor muziek (in haar roman Waar maanlicht vleugels raakt was het de ‘Mondscheinsonate’ van Beethoven; in In het oog een blik van de wolf La Folia’ van Corelli en in Tere min het muziekinstrument, de eerste synthesizer, de Theremin, en De Vuurvogel van Stravinksy). Ook thema’s als gemis en de zoektocht van mensen naar datgene wat er echt toe doet keren terug. Steeds is er dat subtiele in haar werk, dat fijnzinnige, de aandacht voor het detail, de intertekstuele verwijzingen, het zoeken naar de juiste woorden op de juiste plaats, de gelaagdheid, het zoeken naar de diepere menselijke waarden. Dat maakt het lezen van haar romans tot een avontuur, tot een ervaring die je lang bijblijft. Maar Geerlings is ook eigenzinnig: ze geeft haar eigen boeken uit en de ontwerpster van haar covers is haar dochter Sterre Charlotte van den Berg.

In Tere min staan verlies en gemis centraal, maar ook het verlangen naar elkaar, de liefde, de ‘tedere minne’. Het verhaal ontwikkelt zich als het ware in een dialoogvorm waarbij eerst de man en dan de vrouw (hun namen worden niet genoemd, zijn dus universeel) aan het woord is. Zij ontmoeten elkaar op een begraafplaats als de zon opkomt. “Achteraf gezien is het echt onvoorstelbaar, dat hij zich toen slechts in de periferie van mijn waarneming bevond, terwijl hij later al mijn gedachten zou beheersen.” De vrouw is sinds haar geboorte kaal (“een maanlandschap dat ik meestal bedek”). De man mist een been. “Hij leek wat op een treurwilg, de ruwe bast met groeven, de lange haren.” Zij bekijkt de vogels en hij staat introvert onder de treurwilg aan het water.” Vanaf het eerste moment dat ze elkaar spreken ontstaat er een band. Zij zijn gefascineerd door wat ieder van hen mist en wat hen bindt, een tere min, een tedere liefde. Elkaar aanraken doen ze niet. Ze vullen elkaar aan, wat de een mist heeft de ander. Het is een verhaal over twee kwetsbare mensen, klein van omvang, maar groot in zeggingskracht.

Drie grote elementen, motieven zo je wilt, komen constant terug in het verhaal. De Theremin is het eerste. Het is een elektronisch muziekinstrument (in 1919 uitgevonden door Léon Theremin). De speler raakt het instrument niet aan. “De antennes zorgen voor een magnetisch veld. Door met de handen te bewegen beïnvloed je het veld. (…) Met de rechterhand bepaal je de toonhoogte, met de linker het volume. Elke kleine beweging van je handen en vingers verandert de klank.” De man is het instrument aan het bouwen en de vrouw is er door gebiologeerd. Theremin is een metafoor voor het opbouwen van de relatie tussen de man en de vrouw, hun wederzijdse aantrekkingskracht. Maar het refereert ook aan wat ieder van hen mist. De muziek raakt, maar je raakt het instrument niet aan. Met de Theremin maak je muziek van wat er niet lijkt te zijn. “Wat er niet is, neemt toch ruimte in.” Denk daarbij aan het missen van het been en het haar van respectievelijk de man en de vrouw. Man en vrouw raken elkaar in het verhaal ook niet aan. Er lijken zich alleen magnetische trillingen tussen hen te bevinden, heel delicaat, heel teer. “Na mijn eerste kennismaking met het kastje op zijn bureau kreeg de wereld andere vormen. Zo bracht de onzichtbare wind de lange haren van de treurwilg in beweging als een omgekeerde theremin, waarbij nu juist het onzichtbare het zichtbare in beweging bracht.”

Een tweede motief is dat van De Vuurvogel, een ballet in 1909-1910 gecomponeerd door Igor Stravinsky. De man vraagt of de vrouw de vuurvogel, de mooiste vogel die je je kunt voorstellen, al eens gezien heeft. “Hij zal sterven als je hem kooit,“ zegt de man. Dat doet de vrouw denken aan het zakdoekje van haar oma. Daar staat een rood vogeltje op geborduurd. Ze kreeg het van opa na de dood van oma. Het heeft voor haar een magische betekenis, geeft op een gevoelige manier uiting aan het gemis van haar oma. Het blijkt een roodborstje te zijn, waardoor ze anders naar vogels is gaan kijken. De man speelt Berceuse uit de Vuurvogel van Stravinsky op zijn Theremin. Ze is geëmotioneerd. “Ont-roering”, zei hij nadrukkelijk, “ontdaan van beweging”. Ze wil deze vogels steeds weer opnieuw horen en voelen. Ze vindt het het mooiste dat hij haar gegeven heeft. “De vuurvogel, onbeschermd, puur, mijn hele lijf in vuur en vlam.”

Boekenkrant

Het derde motief is de minne, zoals Hadewijch (ca. 1200-1270) onze grootste dichteres en mystica uit de middeleeuwen. ‘De minne is al’ is het centrale thema in haar werk. Het leven heeft voor haar maar één doel: totaal opgaan in een allesverterende liefde.  De minne is het streven om een te worden met God en die staat voor Liefde. De tegenstelling tussen het aardse en het bovennatuurlijke komt in haar werk vaak terug. Niet voor niets is de opdracht van de novelle een fragment uit Lied XXX1 van Hadewijch dat de titel draagt ‘Om grote minne in hoghe ghedachte.” (Steeds wil ik hoge gedachten over Liefde koesteren). Als je de inhoud van dit lied bekijkt past het perfect op het verhaal van Geerlings: het gaat over de kracht van de Liefde, over het samengaan van vreugde en verdriet, de kracht van de Liefde die verder gaat dan het aardse. Overal in het verhaal kom je Hadewijch tegen. Dat begint al met het begin van het verhaal. Hadewijch gebruikt vaak de zogenaamde Natureingang: een beschrijving van de vredige natuur, waarin meteen het thema aan de orde gesteld wordt. Daarna begint het verhaal pas echt. Precies zo doet Geerlings. Soms zijn het zinnen die refereren aan Hadewijch: “Ik wil de tere min bespelen. De kleine ruimte tussen de woorden rekte zich uitdagend uit.” Of ze speelt met de woorden ‘tere min’ en ‘theremin’: “De theremin is magisch, is hemelbestormend mooi, allesomvattend ontroerend.” En recent onderzoek heeft aangetoond dat de Liederen van Hadewijch ook gezongen werden. Ziedaar weer de relatie met ‘De Vuurvogel.’ En net zoals in het werk van Hadewijck blijft de liefde in de novelle onvervuld, resteert verlangen.

Zo grijpt alles in deze zorgvuldig opgebouwde novelle in elkaar. Geerlings schrijft in een poëtische taal, lardeert haar tekst met filosofische bespiegelingen over onder meer waar ontbreken en ont-roeren voor staat, over elkaar naderen en weer loslaten, over verlangen. Zoals de muziek uit de Theremin uit het niets lijkt te ontstaan, zo weet de auteur met woorden de gevoelens en verwachtingen van de hoofdpersonages prachtig te ‘vertalen’. Ieder detail, ieder woord telt. Tere Min is van een ontroerende schoonheid.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles