"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De laatste deur

Dinsdag, 17 mei, 2022

Geschreven door: Jeroen Brouwers
Artikel door: Marc Schoorl

Brouwers

Marc Schoorls brutale vrijplaats

[Column] Ik kan er niet omheen. Daar is het nieuws te groot voor en de man in kwestie ook. Jeroen Brouwers overleden. Dat kwam niet geheel onverwacht als je keek naar zijn leeftijd en amechtige toestand, maar toch. Het is wel iets om bij stil te staan en bij wijze van laatste groet even tegen je hoed te tikken. Want goh, dat is laatste literaire jeugdheld die me ontvallen is, na Hermans en Komrij.

Ik heb nog steeds de schoolagenda waarin ik zijn naam en die van Gerrit Komrij noteerde. De leraar Nederlands noemde hen anno 1978 namelijk als eigentijdse schrijvers, maar merkte er meteen bij op dat we die niet gingen behandelen in de les, wat ik betreurde. Ik geloof dat ik diezelfde middag nog naar de bieb toog om wat van hun werk te halen. Ik was een jaar of zestien.

Van Komrij heb ik sindsdien zowat alles gelezen, van Brouwers niet. Toch heb ik mijn best gedaan en ben van voren af aan met zijn oeuvre begonnen. Ik haakte al vrij gauw af. Het greep me niet, dat werk. Ik vond het wel mooi, maar niet… interessant – is dat het woord? De zinnen stonden keurig in het gelid en fonkelden waar dat nodig was, dus daar lag het niet aan. Een stijlmeester was hij zeker.

Yoga Magazine

Maar zijn romanproza had en heeft voor mij iets zwaars, iets zweterigs. Monolithisch. Alsof het in beton is gegoten. Benauwend is het – of adembenemend: bij mij dus het eerste. Het heeft iets hermetisch, wat in de jaren zeventig hèt woord was in de literatuur (vooral in de poëzie overigens). Het lijkt geschreven op een ouderwets zware schrijfmachine, een van Oostblok-makelij. Maar nee, hij schreef met de hand, in een keurig handschrift. Het staat als een huis, dat zeer zeker. Of eigenlijk: als een bunker (zonder dat het over oorlog gaat.) Dan wel als een donkere kathedraal. Want de literatuur an sich, in al haar vormen, was hem heilig. Kom daar nog eens om! Zijn polemieken waren als kruistochten. Hij leefde echt voor de literatuur, bewonderenswaardig is dat. Als een  eigentijdse Bilderdijk. Met een zelfde lyrische, sombere ernst. En een vergelijkbaar romantisch getint pathos. Groot en groots.

Het verdronk soms ook in symboliek, meende ik. Het was, nu ja, al met al te véél literatuur. Een opzichtige manier van schrijven. Maniëristisch dus. Gekunsteld. Ik meen me te herinneren dat hij in de brieven die hij wisselde met criticus Tom van Deel schreef over hoe er precies geschreven moet worden, over stijl en opbouw, de hele santenkraam aan trucjes en verwijzingen. Dat formalistische dat ik er in meende te herkennen was niet iets van mijn gading.

Ik bespeurde er zo weinig spontaniteit in. Sprezzatura. Ik las al bij anderen dat ze De laatste deur, zijn zonder meer geweldige boek over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren, als zijn beste werk beschouwen en daar kan ik best in komen. Maar het is betreurenswaardig, want het echte scheppende werk zou moeten prevaleren. Brouwers zelf dacht daar trouwens anders over. Zijn essays, polemieken en verhalende werk vormden voor hem één geheel.

Ik voor mij hou het meest van zijn polemieken. Zie de bundel Hamerstukken, dat ik van begin tot eind met genoegen gelezen heb. Fris van de lever, met veel humor, vooral dat, scherp en to the point. Compleet ook met naamgrapjes, dus niet zo lamentabel serieus. Zoals ik wel vaker heb gesteld: met de dood van Jeroen Brouwers is het gedaan met de polemiek. Dat betreur ik nog het meest.

Ik heb nooit met hem gecorrespondeerd of wat dan ook. Daar zag ik geen reden toe, ik wou geen bekende auteurs lastig vallen. Niettemin kwam ik in een voetnoot eens mijn naam tegen in zijn werk. Hij citeerde daar een rijmpje dat ik schreef in een stuk over de kunst van het schelden. In een passage over latrinalia, zeg de plas-en-poep grappenmakerij van soldaten (‘Het is raar, maar het kan niet missen / Als je moet schijten, moet je ook pissen’) stond de seksuele tip: “Een mespuntje Omo tussen penis en pruim / Verhoogt het genot en vermeerdert het schuim.” Die grol was uit 1970 en dus vermeldde ik dat die dertig jaar later, vanwege de nieuwe Omo-formule, als volgt zou moeten luiden: “Omo Power tussen penis en pruim / Vergruist haar grot en maakt je pik tot kruim.” Kennelijk vond Brouwers dat leuk en het vermelden waard. Dat deed me natuurlijk deugd.

En nou is ie dood. Zo hou je geen held meer over.

Eerder verschenen op Bazarow.com

Van Marc Schoorl (Wassenaar, 1962) verschenen in onder meer De Gids, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer literaire artikelen en beschouwingen. De laatste tien jaar werkte hij vooral aan zijn ‘grote trilogie’ Autobiografie van een romanpersonage. Deel 1 is Glas in lood, 100 jaar W.F. Hermans.