"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bazarow feuilleton: Zes broers en een zus. Hoofdstuk 16

woensdag, 30 december 2020

Cor beleeft de schrik van zijn leven en bedenkt zijn eerste verzinsel

Zes broers en een zus is nu te koop bij Bazarow

Maar op dat moment stond ik heel anders in die naargeestige schuur. De zenuwen gierden door m’n keel en ik trilde over mijn hele lijf. Ik durfde eigenlijk niet bij de Beinmannetjes naar binnen te gaan. Ik boog voorover en pakte mijn hoofd tussen mijn handen. Ik moest verder, anders werd ik gek.

Een paar tellen later vloog ik bij de Beinmannetjes naar binnen. ‘Mamma is gek geworden!’ riep ik, ‘ze wil Pim steken met een mes!… Ze wil hem vermoorden!’

Yoga Magazine

‘Wat zeg je me nu?’ vroeg tante Tonnie een beetje lodderig. Ze zat als zo vaak aan tafel een puzzel te maken. Onder de tafel, tegen een poot, stond de fles zoete Duitse wijn. Zij hadden al gegeten, het rook er naar friet en ik had de lege, verfrommelde zakjes in de keuken zien liggen. Patat eten op tweede kerstdag, uit een zakje van de frietkraam nog wel, dat was – bij ons thuis – onbestaanbaar! En de Beinmannetjes waren ook heus niet naar de kerk geweest, daar sprak vader wel vaker schande van. ‘Maar wel Liebfraumilch drinken!’ riep hij dan. Als ome Jan Beinman dat bij uitzondering eens hoorde, riep hij over de heg terug: ‘Dat komt omdat wij wijwater zo flauw vinden!’ Nou, dan hield m’n vader zich wel weer even koest. Want ome Jan was ook niet op z’n mondje gevallen.

Ome Jan was er niet, Reinier, Tanja en Truus zaten voor de televisie, want het mocht verder een wat armetierige bedoening zijn, dat huis van hen, ze hadden wel een mooie televisie.

‘Ik ga er wel even heen…’ zei tante Tonnie, terwijl ze me bij de schouders greep. Ik rook haar adem, die op een vreemde manier zoetig rook. ‘…Maak je maar niet ongerust…’ En ze verdween, die kleine vrouw, op d’r sloffen, die versleten waren en een paars, piekerig bontrandje hadden op de wreef. Ze was er zelf duidelijk niet gerust op en dat stemde me tevreden.

‘Kom maar zitten, Cor,’ zei Tanja en ze wees naar een vrije leunstoel. Ze kwam op me af en aaide me over mijn hoofd. Ik kon er niks aan doen, maar opeens moest ik heel erg huilen. Ik schaamde me ervoor, heel erg zelfs, maar kon er niks aan doen. Tanja zei tegen Truusje dat ze iets te drinken voor me moest pakken.

Ik kreeg een glas cola, goedkope, maar toch: thuis kregen we dat bijna nooit. Het deed me goed, al bleef ik erg rillerig. Ik dronk het glas in een paar teugen leeg.

‘Wat is er dan precies gebeurd?’ vroeg Tanja.

‘Ik weet het niet precies. Mamma werd opeens heel erg boos.’ Ik moest een boer laten en probeerde dat te onderdrukken.

‘Ach joh, dat gebeurt altijd wel eens.’

‘Ja, tuurlijk, mamma is wel eens vaker boos, vooral op Pim, maar nu was het wel heel erg.’

‘Dat is de spanning,’ zei Tanja.

Ik begreep niet zo goed wat ze daar nou mee bedoelde, maar het klonk wel geruststellend. Het hield iets in dat wel weer over zou gaan, maakte ik er uit op. En dat klopte met wat mamma vaak zei, als je pijn had of verdriet: ‘Ach joh, dat gaat vanzelf wel weer over.’ Vooral dat ‘vanzelf’ was geruststellend. Maar wat nou als het nu eens een keer niet vanzelf over ging? O, jeetje, nee! Ik voelde meteen een nieuwe vloed van tranen opwellen.

‘Is je vader niet thuis?’ wilde ze toen weten. Ze nam mijn gezicht in haar handen en wiste heel lief mijn tranen weg.

‘Nee.’

‘Die gekke vader ook van je…’

Maar dit had niks te maken met mijn vader! Ze begreep het niet! Dit was mijn grote broer Pim. En dadelijk liep mijn moeder weg. Voorgoed dit keer. En niet alleen maar demonstratief tot in de schuur,  om even later met betraande ogen terug te keren en ons te omhelzen.

‘Wil je chippies?’ vroeg Truus.

Ja, dat wilde ik wel.

Ik keek naar de vloer met het vlekkerige kleed en allerlei klein vuil: haren en draadjes, propjes en stukjes van dorre blaadjes. Tante Tonnie hield niet zo van stofzuigen en schoonmaken maar, zei moeder wel eens, ook dat maakte haar er niet minder aardig om.

Op dat moment liet Reinier een keiharde scheet.

‘Reinier! Nu even niet…’ riep Tanja boos.

Maar ik kon er wel om grinniken en weinig later zaten we alle vier te grinniken. Kort, want ik verviel algauw weer in mijn zenuwachtige verdriet en de rillingen kwamen ook meteen weer terug. Truusje gaf me een bakje met chips.

‘Zullen we ergens anders naar kijken?’ stelde Tanja voor, ‘want dit is saai.’ En ze stond op om een knop op de tv in te drukken. Op het andere net was er muziek.

We zagen twee mannen op een barkruk met allebei een gitaar in hun handen. Op de een of andere manier zagen ze er wat armoeiig uit. Ze zongen, in het Engels, een even meeslepend als treurig liedje, over iets wat hun kennelijk heel erg bezighield. De ene met het baardje zong het hele lied, de ander zong alleen het refrein mee. Die met dat baardje haalde steeds langer uit en klonk ook steeds wanhopiger. Ik keek er meteen gebiologeerd naar. Ik verstond er natuurlijk geen woord van maar begreep het helemaal. Het maakte me rustiger.

‘Dit zijn twee zwervers,’ zei ik.

‘Wat?’

‘Dit zijn twee zwervers,’ herhaalde ik. ‘Ze zijn de hele wereld over geweest. Op zoek naar hun vader en moeder…’

‘Wat? Wat zeggie nou?…’ Tanja. ‘Hoe weet jij dat?’

‘Ik weet het,’ antwoordde ik volkomen zelf overtuigd. ‘Ze hebben ze nooit gevonden. Ze moesten naar een tehuis en vonden daar op zolder die gitaren. En toen hebben ze dat lied gemaakt en nou zijn ze beroemd.’

Tanja, Reinier en Truus keken me alle drie verbaasd aan. Misschien wilde ze me wel uitlachen, maar dat konden ze niet, hun verwarring was te groot. De Beinmannetjes konden iets minder goed meekomen op school. Als we het daar bij ons thuis wel eens over hadden, zei mamma er altijd bij dat ze wel heel aardig waren en dat dat veel belangrijker was. Al leek ze dat zelf toch niet helemaal te geloven.

‘Is dat echt waar?’ vroeg Truus.

‘Zo waar als ik hier zit,’ antwoordde ik zonder een spoortje twijfel.

‘Maar jij kan toch geen Engels?’ merkte Tanja oprecht verbaasd op.

‘Maar mijn broer Pim wel en die heeft het me verteld.’ Pim kende misschien drie woorden Engels maar ik geloofde mijn verzinsel zelf, al was het maar omdat het me een goed gevoel gaf. Ik had medelijden met die twee mannen op hun barkruk, ze hadden het nog veel slechter getroffen dan ik. En wat me een nog beter gevoel gaf, was dat die drie Beinmannetjes me het voordeel van de twijfel gaven.

‘Maar dat is toch hartstikke zielig!’ vond Truus.

‘Ja, dat is ook zo. O, en het is nog veel erger. Erger dan ik je zeggen kan…’

‘Nu maak je me een beetje bang,’ zei die lieve Truusje. Ze keek een beetje beteuterd uit haar ogen.

‘Ze zijn in dat tehuis, wat een soort school is, een paar keer in elkaar geslagen. Ik weet niet precies door wie, door andere jongens of door de meesters, ja, sorry, dat weet ik niet precies. En toen zijn ze ’s ochtends ontsnapt, in hun pyjama, in de regen. De politie heeft ze toen wat kleren gegeven…’

‘Dat doet de politie niet,’ zei Reinier.

‘O, zeker wel. Als het zo erg is, dan helpen ze je heus wel. Nou, en toen zijn ze weer gaan zwerven en hadden ze hele erge honger. Ze dronken water uit de plassen op straat, want anders zouden ze doodgaan van de dorst.’

‘Echt?’ gilden Tanja en Truus.

‘Echt.’

‘Maar ze zien er niet echt uit als zwervers,’ vond Reinier nu weer.

‘Ja, logisch. Dat komt omdat ze veel geld krijgen voor dit liedje. Ze zingen het overal, in Parijs en Londen, en dan krijgen ze geld. Daarom zijn ze nu ook op televisie.’

‘Ja,’ zei Reinier nu, ‘Cor zou best eens gelijk kunnen hebben.’

‘Ik weet het gewoon zeker,’ zei ik, elke twijfel van hen in de kiem smorend opdat ik mezelf overeind kon blijven houden. Dit was een waar verhaal, een waar verhaal, omdat het zo goed was. Het klopte. Daar was ik helemaal zeker van. Ik kon het gewoon niet mis hebben. En als zij me nu maar zouden geloven, dan zat ik goed. Er rees een soort trots in me op, als een zon die alles in een nieuw daglicht zette. Er was nog hoop. Je moest er alleen een beetje fantasie voor hebben. Ik had hen geïmponeerd en dat deed me goed.

‘Engels is best een moeilijke taal,’ merkte Tanja nog op.

‘Daarom juist,’ antwoordde ik. Nee, ik gaf geen duimbreed toe.

Het liedje was afgelopen en er kwam een ander liedje voorbij, maar dat maakte helemaal geen indruk op mij. Ik staarde naar de tv maar zag eigenlijk niks.

Toen kwam Mirjam binnen, m’n zus, met in haar kielzog tante Tonnie.

‘Cor!’ riep m’n zus. ‘Hoe gaat het?…’ Ze nam me bezorgd en verbaasd op.

‘Goed wel. Goed weer.’ Ik voelde nog de spanning in m’n gezicht, rond mijn ogen. Maar met m’n gedachten was ik ergens anders.

‘Je hebt een shock gehad,’ verklaarde m’n grote zus. ‘Maar alles is in orde.’

‘Ja hoor,’ zei tante Tonnie. ‘Blijf nog maar even zitten, maar alles is in orde.’ Ze schonk zichzelf een glaasje zoete wijn in, tot de rand toe.

Een shock. Zo, dat klonk interessant. Ik had nog nooit van dat woord gehoord, maar het sprak me wel aan. Het was tenminste iets groots, want ze spraken dat woord me een zeker ontzag uit.

‘Je bent ook zo gevoelig,’ vulde Mirjam aan. Het klonk, gelukkig, niet als een verwijt. ‘Hij heeft de laatste tijd ook weer veel nachtmerries. Of nee, dan denkt ie dat er spoken zijn in de gang, boven in het trappenhuis.’

Dat was waar. Soms durfde ik niet naar boven omdat ik dacht dat ze daar op me lagen te wachten, die spoken, een soort witte wolkachtige creaturen die hun lange armen als flarden konden uitstrekken, als kwamen ze uit vlammenwerpers te voorschijn. En het leek wel of ze het speciaal op mij hadden gemunt. Soms kon ik ze ook horen, maar ik was de enige. Gelukkig mocht ik van moeder een lampje laten branden boven mijn bed. Ik wiegde mezelf in slaap door met mijn hoofd in rap tempo heen en weer te gaan op het kussen. Ik had mezelf wijsgemaakt dat de spoken daar niet tegen konden. ‘Onze nee-schudder,’ grapte vader wel eens. De dokter had gezegd dat het geen kwaad kon, dat hoofdschudden.

De volgende aflevering:

De dokter op bezoek en ruziënde ouders

Over het boek

Zes broers en een zus is een familiegeschiedenis. Maar een ongewone. Het gaat om een armelijk gezin uit de enige achterbuurt die het welvarende Wassenaar rijk is. De vader is even gecompliceerd als gek. Een intelligente dwaas. De moeder is eenvoudig en zorgzaam. Een vrome ziel. Samen moeten ze het zien te rooien in dat te kleine huis met meer kinderen dan ze aankunnen. Bijna allemaal jongens en stuk voor stuk druktemakers. Zes broers en een zus is een portrettengalerij van karakters, gezien door de ogen van een scholier. Het is binnen de Nederlandse literatuur het enige verhaal van een katholieke familie in de bloei van het verval. Een levendig verhaal. Even tragisch als hilarisch. En dat alles in een soepele stijl, vol prachtige anekdoten en schitterende dialogen. Het schrijfplezier spat ervan af. 

Over de auteur

Van Marc Schoorl (Wassenaar, 1962) verschenen in onder meer De Gids, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer literaire artikelen en beschouwingen. De laatste tien jaar werkte hij vooral aan zijn ‘grote trilogie’ Autobiografie van een romanpersonage. Deel 1 is Zes broers en een zus dat in december 2020 verschijnt. Het wordt als feuilleton gepubliceerd op Bazarow.com, elke woensdag en zondag rond de klok van 9.00 uur.
Deel 2 en 3 zullen in 2021 verschijnen.

Lees hier de proloog van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 1 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 2 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 3 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 4 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 5 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 6 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 7 van Zes broers en een zus

lees hier hoofdstuk 8 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 9 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 10 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 11 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 12 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 13 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 14 van Zes broers en een zus

Lees hier hoofdstuk 15 van Zes broers en een zus


Nieuws: Jenny Slatman wint Hypatiaprijs 2024 voor beste filosofieboek geschreven door een vrouw

zondag, 19 mei 2024

"Ontzettend blij, trots en vereerd. Ik heb de Hypatiaprijs 2024 gewonnen voor mijn boek Nieuwe lich...


Nieuws: 'Stad der engelen' van Jordan Harper VN-Thriller van het Jaar 2024.  Johnny Bollé wint de Publieksprijs

zondag, 19 mei 2024

De VN-Thrillergids is een jaarlijks must voor elke thrillerliefhebber. In Pakhuis De Zwijger in...


Podcast filosofie: Lisa Herzog over De toekomst van werk

zondag, 19 mei 2024

Aflevering 95 van de ISVW podcast Bart Geeraedts praat in deze podcast met Lisa Herzog over...


Column Edwin Stok: De veelvoudige ironie van de duurdere boeken, kunst en cultuur

zaterdag, 18 mei 2024

Er schuilt heel wat ironie in de plannen van de rechtse coalitie van Nederland. De BTW op boeken, k...